Federalisme
Michel Neirynck, ‘Federalisme en anti-federalisme, anno 1961’;
Mercurius en K.v.d. Linden, ‘Federalisme economisch gezien; De Maand, aug.-sept. 1961.
Wij vestigen de aandacht van onze lezers op deze twee artikelen in De Maand, omdat het onderwerp midden in de belangstelling staat. De verhandeling van Mercurius en V.d. Linden behoort tot het beste wat we op dit gebied hebben gelezen. Ze is zeer objectief, dringt diep in de problematiek door en is bovendien leesbaar voor de leek. Eén van de conclusies van de auteurs is, dat er in de economische praktijk niet veel verschil zal zijn tussen economisch federalisme en economische deconcentratie. Het eerste kan, gezien de Belgische en Europese bovenbouw, niet bijzonder ver gaan, de tweede methode is te verwezenlijken, zowel bij politiek unitarisme als bij politiek federalisme. Wij bevelen lezing van dit artikel bijzonder aan.
Mr. F. van der Elst, voorzitter van de Volksunie, heeft op bovenstaand artikel gereageerd met een interessante beschouwing, getiteld: ‘De sociaaleconomische politiek in een federale staat’ (De Maand, november 1961).
Hij komt tot de volgende slotsom:
‘Het is verkeerd van economisch federalisme te spreken, maar het politieke federalisme biedt ons ook op sociaaleconomisch gebied grote kansen en voordelen. Ik denk daarbij niet aan verregaande structuurherzieningen, die inderdaad een akkoord op federaal plan veronderstellen.
Maar met alle beperkingen van de bevoegdheid der deelstaten op sociaal en economisch gebied zou nog altijd voldoende bevoegdheid en macht overblijven om heel wat te kunnen verwezenlijken.
Ik wil nog toegeven, dat dit misschien ook - theoretisch - mogelijk is in een unitaire staat, mits deconcentratie en decentralisatie, maar praktisch is het niet mogelijk.
Dat wordt ons dagelijks bewezen door de feiten.’
In het volgende nr. van De Maand zal ook van socialistische zijde over dit hoogst belangwekkende thema commentaar uitgebracht worden.
W.