Belgische Minister, adjunct voor buitenlandse zaken, de heer Fayat, wees reeds tijdens een vergadering van de Parlementaire Beneluxraad in juni ll. op deze overdreven bureaucratische vrees: deze Parlementaire Beneluxraad draagt officieel de benaming ‘Raadgevende Interparlementaire Benelux-raad’, een ‘tautologisch’ grapje, waarin drie woordconstructies elkaar wederzijds bevestigen, om maar duidelijk de strikt ‘raadgevende beperking te beklemtonen’. Als men raadgevingen in zo'n eng keurslijf duwt, hoe zal dan wel ooit een echte Europese Benelux-politiek tot stand kunnen komen?
Door de heer Metzemaekers, correspondent van ‘Het Parool’ te Brussel, is een half jaar geleden in een artikel in ‘De Maand’ (in Neerlandia van juni 1961 vestigden wij hierop reeds de aandacht) nagegaan, wat de diepere oorzaken zijn van het verschil tussen de Belgische en de Nederlandse benadering van de buitenlandse politiek. Hij legde vooral de nadruk op de oriëntering op Frankrijk van de Belgische diplomatieke dienst, die immers geheel op Franse leest geschoeid is. Het is o.i. zelfs de vraag, of louter de benoeming van nog een groter aantal Vlamingen in de buitenlandse dienst, dan waarvan nu sprake is, aan genoemde oriëntering iets zal veranderen. En dat zal toch uiteindelijk het belangrijkste zijn. Door het instellen van gemeenschappelijke vertegenwoordigingen of vertegenwoordigers in het buitenland, al ware het voorlopig dan ook alleen maar in Azië of Afrika, zal het wellicht mogelijk zijn de diplomatieke diensten van Nederland en België en de in deze diensten heersende opvattingen nader tot elkaar te doen komen. In één opzicht kan, dunkt ons, onmiddellijk iets gedaan worden, n.l. waar het de behartiging van de Nederlandse cultuur in het buitenland betreft. Het moet toch vrij gemakkelijk zijn op dit punt tot practische samenwerking te komen, in die zin, dat bijv. in Stockholm ofwel een Nederlands, ofwel een
ANP-foto
Het XIIIde Economisch Benelux Congres, gehouden in april 1959 te Rotterdam
Van links naar rechts:
Drs. F. KRIELLAARS
secretaris Kath. Boeren- en Tuindersbond, lid van de ‘Permanente Economische Commissie’ van het Comité Benelux
Z. Exc. Prof. Dr. H. FAYAT
F. PUISSANT-BAEYENS
Belgisch vice-voorzitter van het Congres
Dr. W.F. LICHTENAUER
voorzitter van het Congres
R. ALLOO
lid van de ‘Permanente Economische Commissie van het Comité Benelux
Belgisch (d.w.z. een Vlaams) attaché de culturele belangen van het gehele Nederlandse taalgebied behartigt. Deze oriëntering zou overigens slechts het begin moeten zijn van een algemeen-Nederlandse cultuurpolitiek t.o.v. het buitenland. Er wordt onder de auspiciën van de departementen van onderwijs en cultuur hieraan reeds een en ander gedaan (denken wij o.a. aan de vertaling van Nederlandse boeken), maar het is er nog verre van, dat dit patroon algemeen doorgevoerd zou zijn. Dit laatste kan ook alleen maar, als de buitenlandse diensten van beide landen erbij betrokken worden.
Op het 35e Nederlandse Congres is met nadruk gewezen op de dringende noodzaak van een gezamenlijk optreden in het buitenland ten behoeve van de Nederlandse cultuur. Mr. H.J. Reinink liet een proefballonnetje op in de richting van een gezamenlijke tweede televisie- of derde radioprogramma. Zou dan ook niet een wereldomroep, die het gehele Nederlandse cultuurgebied representeert, tot de mogelijkheden behoren?
En om deze verlanglijst af te sluiten, een ‘Netherlands Council’ naar analogie van de ‘British Council’, uitgaande van Noord en Zuid, lijkt bepaald geen overbodigheid.
Wellicht is dus een werkelijke integratie van het buitenlandse beleid, d.w.z. ook van de diensten, die dit beleid voeren, in eerste instantie het gemakkelijkst te verwezenlijken in het gezamenlijk behartigen van culturele belangen. Maar tevens zullen daardoor een Benelux-politiek op een breder vlak en een onderlinge aanpassing van de opvattingen over buitenlands beleid in het algemeen bevorderd worden. Benelux vormt het politieke instrument waarmee de Nederlandse cultuurgemeenschap zich in Europa en in de wereld kan doen gelden. Het is tevens deze Nederlandse gemeenschap die aan Benelux inhoud moet geven.