| |
| |
| |
| |
[Nummer 1]
Mr. Herman Lodewijk Alexander Visser
Zijn persoon, zijn leven en werken
Sedert 1955, het jaar waarin voor de eerste maal het Verbondsbestuur een Visser-Neerlandiaprijs toekende, zijn elk jaar geregeld verslagen in Neerlandia opgenomen van de plechtige uitreiking van bovengenoemde prijs die, zowel op het Verbondskantoor als elders, de laatste jaren in de historische Rolzaal op het Haagse Binnenhof plaats vond.
Over de prijzen, de toekenning en de uitreiking ervan, over de voorwaarden waaronder die prijzen dienden te worden toegekend uit de opbrengst van de nalatenschap van mr. Visser, werden de leden ingelicht.
Over de man, die in zijn in 1943 verleden laatste wil de helft van zijn groot vermogen aan het Algemeen Nederlands Verbond vermaakte, hoorde men niets, omdat het Verbondsbestuur zelf in 1955 nog volkomen in het duister tastte omtrent de persoon van mr. Visser.
In de loop der jaren kwamen er wel meer gegevens binnen, maar begin 1960, toen aan prijzen in totaal reeds meer dan f 100.000 was uitgegeven, achtte het Verbondsbestuur de tijd gekomen een zo volledig mogelijk onderzoek in te stellen naar de persoon van mr. Visser, zo mogelijk ook naar bijzonderheden uit zijn leven en over zijn wetenschappelijke arbeid.
| |
Een Visser-monografie
De gegevens, die tijdens dit onderzoek konden worden verzameld, zijn door de heer P. de Kat Angelino in een monografie verwerkt, die voortaan bij de prijsuitreiking aan de prijswinnaars zal worden ter hand gesteld en die mede is toegezonden aan alle tot nu toe met een Visser-Neerlandiaprijsbegiftigden.
Uit deze monografie blijkt, dat mr. Visser een man was met buitengewone gaven en een fijnbesnaard gemoed, steeds bezig met het lot van de mensheid en van de wereld, hartstochtelijk pleiter voor de rechten van de mens, vooral van de onrechtvaardig bejegende mens, vol zorgen over de jeugd, het toekomstige geslacht.
Mr. Visser had zich voorbereid voor de advocatuur, maar een man als hij kon daarin geen voldoening vinden. Na enige jaren trok hij zich dan ook terug in de ruime villa ‘Kerkzicht’ te Voorst, waar hij zich in zijn studeerkamer het meest op zijn gemak voelde.
Daar verdiepte hij zich in de vraagstukken van de
samenleving, maar ook in de vraagstukken, die het menselijke zieleleven kunnen benauwen.
In talrijke geschriften heeft hij er zich op toegelegd oplossingen te vinden voor de vele problemen waarmee zijn levendige geest zich bezighield.
Mr. Visser was een persoonlijkheid, die, zoals straks zal blijken, in de tweede wereldoorlog, de bezetter niet de kans wilde laten over zijn levenseinde te beslissen.
Alvorens de weg te kiezen, die de bezetter hem overliet, heeft hij de helft van zijn groot vermogen vermaakt aan het Algemeen Nederlands Verbond, om de opbrengst daaruit te besteden als in zijn testament omschreven.
Herman Lodewijk Alexander Visser werd 24 april 1872 in Amersfoort geboren. Zijn vader Herman Lodewijk, koopman aldaar, was 22 dagen tevoren bij een ongeval om het leven gekomen. Vijf jaren later vertrok zijn moeder met hem naar Dordrecht, waar Herman het
| |
| |
gymnasium afliep. Dordrecht werd verwisseld met Amsterdam, waar de moeder het pand Keizersgracht 528 bewoonde.
Na het eindexamen gymnasium studeerde Herman Visser rechtswetenschappen, eerst in Leiden, daarna in Amsterdam.
In 1896 promoveerde hij tot doctor in de rechtswetenschappen op een proefschrift: ‘Psychiatrisch toezicht in gevangenissen’.
| |
Man van wetenschap
Na enige jaren een advocatenkantoor in Amsterdam, Herengracht 565 te hebben gehouden, trok hij de toga uit, vestigde zich in Voorst, legde zich toe op de studie van de grote levensvraagstukken en vestigde nog vrij jong in wetenschappelijke kringen reeds de aandacht op zich als schrijver van juridische, criminologische, psychologische, collectief-psychologische, filosofische en etnische cultuurstudies.
De overheersende gedachte in die tussen 1896 en 1938 verschenen studies was: versterking van de kracht der individualiteit, juist in het belang der gemeenschap en gericht tegen gemeenschapsuitwassen. Hij trok ten strijde tegen de collectief-psychologische excessen, massasuggestie, massa-psychose en psychische epidemie, woorden en begrippen, die in zijn laatste wil bij het omschrijven der voorwaarden, waaronder beloningen of steun zouden worden toegekend, worden teruggevonden.
| |
De macht der suggestie
De massasuggestie, de invloed dus van de suggestie op een gehele volksmenigte, vond mr. Visser overal, zowel onder de primitieven als onder de beschaafde, religieuze volken.
Hij staat stil bij de merkwaardige invloed van de tovenaars onder de primitieve volken, bij de geweldige kracht der suggestie als beweegkracht in de wereldgeschiedenis, uitgaande van figuren als Mozes, Zoroaster, Buddha, Christus en Mohammed.
Mr. Visser waarschuwt tegen de gevaren en de dreiging van massasuggesties en tracht wegen aan te geven hoe daartegen te strijden.
Een voor de hand liggend middel is de opvoeding van de mens, welke hem onkwetsbaar moet maken voor die kwaadaardige suggestie.
| |
De jeugd
Opvoeding van de mens dient te beginnen bij de opvoeding van het kind, van de jeugd. Het is derhalve vanzelfsprekend, dat mr. Visser in zijn studies ook zijn volle aandacht heeft geschonken aan de jeugd. Hij wijst op de fouten onder de pubers, op hun tekortkomingen, op de typische instelling van de jonge man en de jonge vrouw, ook al in zijn tijd en hij waagt zich aan de therapie.
In de sport ziet hij een machtige factor ten goede om de jeugd gelegenheid te geven zich uit te leven, zich in te spannen, te streven naar een plaats aan de top in de sportwereld, maar vóór alles sportief te zijn onder kameraden en tegenover tegenstanders.
Een voortreffelijk middel om de jeugd in de hand te houden ziet hij in het treffen van maatregelen om verantwoordelijkheid en liefde voor mens en dier aan te kweken. Geef de puber een stukje grond, geef hem een dier om voor te zorgen en tien tegen een, dat hij er zich helemaal voor inzet.
Goede opvoeding en karaktervorming staan bij mr. Visser bovenaan. Daarom dienen ouders en pedagogen ook studie te maken van de suggestie, opdat zij de jeugd daartegen kunnen wapenen.
Men dient zelfvertrouwen bij het kind aan te kweken en men moet het verantwoordelijkheden durven opdragen.
Tucht, solidariteitsgevoel, volhardingsvermogen en wilskracht zijn de vier karaktertrekken, die in de jonge mens tot ontwikkeling moeten worden gebracht.
| |
Het beloningsrecht
Teneinde de juiste verhoudingen in de maatschappij te kunnen waarborgen en te kunnen optreden tegen hen, die deze juiste verhoudingen proberen in de war te sturen, hanteert de staat, de overheid, het straf- en tuchtrecht, door mr. Visser de rechts- en staatkundige sancties genoemd, waardoor veel boosheid in de wereld wordt voorkomen en gestraft.
Maar, zo meent hij, een rechtspraak, die zich alleen beperkt tot het straffen van het kwade, verdient ernstige bedenking. Justitia heeft dit ook al tientallen jaren geleden ingezien en heeft de voorwaardelijke veroordeling in het leven geroepen. Dit instituut ontheft een veroordeelde, indien hij zich na een veroordeling gedurende een bepaalde tijd goed gedraagt en niet in herhaling vervalt, van de door de rechter uitgesproken straf.
Dus...... een beloning wegens goed gedrag, officieel door de rechter in zijn vonnis vastgelegd en zuiver voortgekomen uit de verbeteringsidee.
Er moet, zo oordeelt mr. Visser, een systeem worden gevonden, dat de neiging tot het ideële aanmoedigt, door de prikkel op te wekken de ethische gedragingen tot hogere waardering te brengen.
Daartoe wil hij een systematisch opgebouwde lof-beloningssanctie en dan vooral voor hen, die men onrecht heeft aangedaan in weerwil van hun werkelijke verdiensten en die bij minder scrupuleuze mensen zijn ten achter gesteld.
Het beloningsrecht zal zich als een equivalent van het strafrecht geleidelijk moeten ontwikkelen.
De toepassing van het beloningsrecht zou mr. Visser eerst aan particulieren willen toevertrouwen. Blijkt daarna, dat dit instituut van het lofrecht een onmisbare instelling is, dan zou de toekenning van beloningen, wil men tot de hoogst denkbare volkomenheid geraken, aan de rechterlijke macht dienen te worden overgedragen en wel aan rechters, die een diepgaande psychologische opleiding hebben genoten.
Invoering van een lof- of beloningsrecht zal de ontwikkeling van een goed karakter bevorderen en al zou er een eeuw nodig zijn om de juiste beloningspraktijk te benaderen, dan nog kunnen we daarmee tevreden zijn, want nà die ene eeuw zullen z.i. andere eeuwen volgen van groeiende rechtvaardigheid en gerechtigheid onder de mensen.
| |
Mr. Vissers leven
Na deze besprekingen van enkele zijner ideeën, breed uitgewerkt in zijn werken en zijn studies, willen we terugkeren tot de mens Visser, zoals hij in grote eenzaamheid en teruggetrokkenheid leefde in huize ‘Kerkzicht’ in Voorst.
| |
| |
In dat kleine dorpje ging hij zeer vriendschappelijk om met ds. Bruining, een emeritus-predikant, met wie hij in de avonduren lange gesprekken voerde, gewoonlijk over filosofische en theologische onderwerpen. Maar ook wisselden beide mannen van gedachten over het voor mr. Visser zo geliefde onderwerp: het beloningsrecht. Een zoon van ds. Bruining, die nog in Voorst woont, heeft mr. Visser uiteraard ook goed gekend en heeft ons vele goede diensten bewezen bij het verzamelen van gegevens.
In de wintermaanden verbleef mr. Visser in het buitenland, waar hij bij voorkeur culturele instellingen bezocht. Grote belangstelling had hij voor de ‘Pan-Europa’-idee.
Zeer muzikaal, bracht hij vele uren door met vioolspel, begeleid door de oud-notaris Ten Sijthoff, een goed pianist. Hij bezat een prachtig instrument. dat hij echter al jaren voor zijn dood niet meer aanraakte. Tot het toneel voelde hij zich ook zeer aangetrokken.
Hij was de oprichter en de stuwkracht van de ‘Voorster Kring’, een gezelschap van wetenschappelijke mannen, die op geregelde tijden bijeenkwamen om over belangrijke onderwerpen te discussiëren.
Mr. Visser hield daar ook menigmaal een inleiding tot een of ander onderwerp.
In Kerkzicht leidde hij een zeer regelmatig leven. Zijn dag was volgens de klok ingedeeld. Het grootste gedeelte van de dag bracht hij door in zijn studeerkamer. Hij bezat een zeer uitgebreide bibliotheek, die na zijn dood door de bezetter werd vernietigd, behalve de werken van Nietzsche, die werden vrijgegeven.
De oorlogsjaren wogen als een loden last op deze man. Die vrij zeker de dodelijke dreiging, waaronder bijna de gehele wereld, maar vooral Europa, dat hij in zijn dromen als een eenheidsstaat had gezien, leed, als een obsessie onderging. Vermoedelijk ging hij nog méér gebukt onder de angst voor de toekomst van Europa, van de Europese cultuur, dan onder de vrees voor eigen leven, hoewel hij zeker dagelijks rekening hield met de kans, dat de bezetter hem zou arresteren.
Toen in 1943 hem werd gelast zich naar Vught te begeven, een bevel waaraan hij om zeer begrijpelijke redenen geen gevolg wenste te geven, heeft hij afstand gedaan van alles......
Zo kwam dan het einde.
Kort tevoren had hij de helft van zijn fortuin vermaakt aan het Algemeen Nederlands Verbond.
| |
Samenvatting
Op goede gronden mogen we vaststellen, dat mr. Visser een man was met een grote liefde voor de mensheid, met een vermoedelijk groeiende angst voor de gevaren, die de mensheid bedreigen. Hij was een man, die de grootste waarde toekende aan het bewaren van de individualiteit, van de persoonlijkheid. Voor het vormen van het menselijk karakter, een goed karakter, was voor hem geen prijs te hoog. Zijn hele leven heeft hij ingezet om met klem van redenen te waarschuwen voor gevaarlijke massasuggesties, die hij het gevaarlijkst achtte onder een volk, dat was opgevoed in strenge discipline en gehoorzaamheid (stellig stond hem voor de geest de ons allen maar al te goed bekende ‘Kadavergehorsam’). Voorts streed hij tegen psychische epidemie en hypercultuur.
De opvoeding van de jeugd, het aankweken van wilskracht bij de jonge mensen, het zorgvuldig en met liefde kweken van gave karakters, in staat het kwaad te weerstaan, vond in hem een hartstochtelijk pleiter.
In Voorst zien we hem als een man, die het toneel en de muziek liefhad en vele uren heeft doorgebracht bij zijn vriend Ten Sijthoff, met wie hij ongetwijfeld de melodieuze composities van de klassieken met grote toewijding en met vreugde heeft gespeeld.
| |
De vier doeleinden in zijn testament
Zo goed mogelijk is aan de hand van zijn studies en, dank zij de vele verstrekte inlichtingen, door bereidwillige personen uit zijn omgeving verstrekt, het portret van mr. Visser geschetst.
Nu drukken wij hieronder de vier doeleinden af, neergelegd in zijn laatste wil.
Uit de inkomsten van het kapitaal zal het Verbond jaarlijks of tweejaarlijks prijzen (gelden) beschikbaar stellen ten behoeve van:
1. | zedelijke en materiële steunverlening aan diegenen, vooral Nederlanders, die door of ondanks hun goed karakter zijn of dreigen te worden benadeeld, door beloning van werkelijke verdiensten en door afwijzing van succesjacht; om te beginnen in het bijzonder door het instellen van (school) prijzen tot aanmoediging van goed karakter, die in tegenstelling tot knapheidsprijzen hier te lande zeldzaam of niet voorkomen; |
| |
2. | steunverlening aan praktische, tevens zuiver culturele werkzaamheden, in het bijzonder ten dienste van culturele ontdekkingen in Nederlandse laboratoria, bij voorkeur ten bate van lichamelijk en geestelijk welzijn; onder meer wordt hier gedoeld op onderzoekingen, middelen ter bestrijding en voorkoming van gevaren, die de mensen bedreigen van de kant van de natuur, zo bijvoorbeeld door onweer of blikseminslag; |
| |
3. | medewerking aan het voorkomen van alles wat met hypercultuur en verder met paniek, psychische epidemie en gevaarlijke massasuggestie in het bijzonder in Nederland samenhangt; door de bevordering van ook op experimenten berustende studie dienen daaruit voortvloeiende maatregelen te worden voorbereid; |
| |
4. | uitloving van een prijs voor hoogstaand Nederlands toneelspel en voor een voortreffelijk door een Nederlander gecomponeerd melodieus, dus niet hypermodern, muzikaal werk. |
Bij het lezen en overdenken van deze door mr. Visser in zijn laatste wil geformuleerde doeleinden, waarbij in het bijzonder de aandacht wordt gevestigd op de cursief
| |
| |
gedrukte gedeelten, zien we de erflater ten voeten uit, zoals hij van zich zelf ook in zijn vele belangwekkende studies een zelfportret heeft getekend.
Het Verbondsbestuur, dat zich gelukkig prijst een monografie te hebben kunnen publiceren, brengt gaarne hulde aan de mens Herman Lodewijk Alexander Visser, wiens naam tot in lengte van dagen zal verbonden blijven aan de Visser-Neerlandiaprijzen, die, zij het nu nog misschien op bescheiden schaal, maar in de toekomst toch meer en meer, er toe zullen bijdragen steun te verlenen aan het loffelijk pogen het menselijk geluk, op de wijze als door de erflater is bedoeld, te verhogen en te bevestigen. |
|