Natuur- en landschapsbescherming
Iedere goede Nederlander dient eerbied te hebben voor het vele goede, dat de natuur en het landschap hem ook in eigen land bieden. Helaas blijkt van die eerbied niet veel. De wijze waarop het landschap door allerlei oorzaken wordt ontsierd, de zorgeloosheid waarmee in de droge zomermaanden vakantiegangers met vuur spelen, tengevolge waarvan honderden hectaren mooie boscomplexen verloren gaan, de schandelijke verontreiniging van bos en heide, vernielingen van bomen, planten, banken enz. getuigen zeker niet van gevoelens van waardering voor al wat de natuur biedt en wat de overheid doet om die natuur nog aantrekkelijker te maken.
Er is in ons land een Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming, die al het mogelijke tracht te doen om op dit gebied betere toestanden te scheppen en wantoestanden tegen te gaan.
Op 30 januari jl. hield deze Commissie haar jaarvergadering in Utrecht, waar het Utrechtse bestuurslid, de heer K. Braak, zo goed was ons te vertegenwoordigen en van het gesprokene een verslag te maken.
Deze vergadering, die onder leiding stond van Jhr. Mr. M. van der Goes van Naters, lid van de Tweede Kamer, werd o.a. bijgewoond door de Commissaris der Koningin in Utrecht, vertegenwoordigers van enige ministeries en vele andere autoriteiten.
Het lid van de Raad van State, Mevr. Mr. A.E. Ribbius Peletier en de Wageningse hoogleraar Prof. Ir. A. Kraayenhagen spraken in de namiddag resp. over ‘Ruimtelijke ordening en natuurbescherming’ en over ‘Overig Nederland en het Westen’.
Mevrouw Ribbens ziet geen heil in goed bedoelde natuurbescherming, zolang een natuurbeschermingswet ontbreekt. Weilanden veranderen in industrieterreinen, smakeloze zomerhuisjes ontsieren heide en bosschages en de landelijke natuur wordt ‘ontsloten’ door steeds weer nieuwe autosnelwegen. Boeren met een zakelijk inzicht zetten hun grond vol met stijlloze vakantiehuisjes en zelfs natuurreservaten raken in verval door onoordeelkundige drainage, waarna moerassen, typische planten en dieren verdwijnen. Gronden met bouwverbod worden toch bebouwd, omdat de gemeenten de uitzonderings-bepalingen toepassen.
Mevrouw Ribbius meent, dat de tijd dringt en zij waarschuwt de overheid niet achter de feiten aan te hinken door te laat aan te komen met wettelijke voorzieningen.
Prof. Kraayenhagen verklaarde zich tegen de naast en door elkaar heen werkende planologieën van verkeer, landbouw (cultuurtechnische dienst), natuurbescherming en recreatie, industrialisering enz. en daarnaast nog de plaatselijke plannen. De planologie dient al deze organisaties te overkoepelen; zij moet nationaal en totaal zijn, wil ons land aan al de vele vraagstukken het hoofd kunnen bieden. Het stichten van de Randstad Holland is geen probleem, dat alleen het Westen aangaat. Het gehele land is daarbij betrokken.
Door gebrek aan overheidsregelingen gaan de gemeenten haar eigen gang. Gaat ons land over naar de totale planologie, dan dient men zelfs daarbij over de staatsgrenzen heen te zien. Naar sprekers mening zal bij de te verwachten Europese integratie het Westen van Nederland van zódanig internationaal belang worden, dat in dat gebied geen bedrijven meer mogen worden aangetrokken, die evengoed in andere delen van het land kunnen worden opgericht. In die andere delen zullen dus onvermijdelijk nieuwe kernen ontstaan (woon- en bedrijfskernen), die dezelfde gerieven dienen te bieden als de oude, willen deze gebieden de gewenste aantrekkingskracht hebben voor de daar nodige mensen.
Dit is alleen mogelijk door het bouwen van nieuwe grote steden.
Spreker wijst dan ook het regeringsvoorstel, dat spreiding voorstaat over niet minder dan 44 kernen, van de hand en wil aansluiting bij wat reeds bestaat. Zo denkt hij aan een groot Twents centrum met een uitweg naar Delfzijl.
Voor de ordening van deze decentralisatie acht spr. nodig een ministerie, of een Raad voor ruimtelijke ontwikkeling; de plaatselijke uitwerking kan dan plaatselijk geschieden.
Op deze bijeenkomst van de Contact-Commissie voor Natuur- en Landschapsbescherming kwam duidelijk tot uiting, dat binnen onze grenzen weliswaar grote gevaren voor het oude Hollandse landschap dreigen vanwege de druk der overbevolking, maar dat gelukkig vele verenigingen, mèt de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten en de A.N.W.B., alle krachten aanwenden voor het behoud van het natuurschoon.
Wij zouden het op prijs stellen, indien we uit Vlaanderen, een oud en prachtig land, rijk aan monumenten en rijk aan natuurschoon, t.z.t. ook eens mogen vernemen, op welke wijze dààr de natuurbescherming wordt bevorderd!
Moge iedere Nederlander zich goed voor ogen houden van hoe groot belang het is met alle kracht de bescherming van natuur en landschap te bevorderen en hoe barbaars het is het vaderlandse natuurschoon, op welke wijze dan ook, onnodig te schenden.