Nieuwe stromingen in de Vlaamse beweging
Maandag 25 januari hield de ondervoorzitter van het Alg. Nederlands Verbond, dr. R. Gheyselinck, voor de afdeling 's-Gravenhage, in de societeit De Witte, een inleiding over ‘De nieuwe stromingen in de Vlaamse beweging’.
Voor het A.N.V. - zo ving dr. Gheyselinck zijn beschouwing aan - is het levensnoodzaak de klemtoon te leggen op Vlaanderen, omdat afbrokkeling in de randgebieden ook het hart van een nationale gemeenschap aantast.
Verschilpunten tussen Noord en Zuid dienen te worden besproken. Daarbij moet klare wijn worden geschonken en voor verschilpunten in het spraakgebruik, waarvan voorbeelden werden gegeven, zullen beide groepen begrip dienen te tonen.
Ferdinand Augustijn Snellaert, in 1809 te Kortrijk geboren, officier van gezondheid in het leger, tijdens de vereniging van Nederland en België, later arts te Gent, letterkundige en groot strijder voor het Nederlands in Nederland, waartoe hij Vlaanderen ook rekende, is enigszins door Jan Frans Willems overschaduwd. Zijn inzichten kunnen echter ook nu nog richtsnoer zijn voor het huidige geslacht.
Het Verenigd Koninkrijk is voor Vlaanderen een zegenrijke periode geweest. Koning Willem I beschermde de Nederlandse taal, zij het, dat hij in zijn ijver misschien te ver ging. Onder zijn regering groeide een geslacht op, dat was toebereid om grote dingen van blijvende betekenis voor Vlaanderen te doen.
Na 1830, toen het Frans als de enige bruikbare taal werd uitgeroepen, was het Snellaert, die de eenheid van Vlaams en Nederlands als dwingend argument verkondigde. Het was ook Snellaert, die het initiatief nam tot het houden van de zo bekend geworden Nederlandse congressen.
Dr. Gheyselinck gaf een duidelijke schets van de in Vlaanderen opgetreden scheuring in politicis, waarna de strijd, vooral omstreeks 1850, ging tussen katholiek en liberaal; voorts besprak hij de lotgevallen der Vlaamse beweging, die na 1945, door het uitschakelen van de voormannen, die het slachtoffer werden van de zgn. ‘repressie’, in een matheidsfase is geraakt, welke geen ongerustheid behoeft te veroorzaken, omdat deze thans duidelijk heeft geleid tot bezinning en tot groeiend wederzijds begrip.
De Vlaming keert zich vooral tegen, wat dr. Gheyselinck ‘de smuigers’ noemt, de lieden uit de sociale bovenlaag, de financieel machtigen, die al in de Napoleontische tijd hun voordeel namen, waar ze het grijpen konden, die hun namen verfransten, en beginselloos profiteerden van alle omstandigheden en kansen.
Behalve tegen de ‘smuigers’ heeft dr. Gheyselinck ook bezwaar tegen ‘Europa van de 6’ en tegen de Benelux, die allebei noodlottig zullen worden voor Vlaanderen en Nederland, tenzij Nederland een volkomen gelijkberechtigde en volwaardige plaats in die groepen inneemt en zich niet uit zelfgenoegzaamheid verbeeldt opgewassen te zijn tegen de andere partners.
De Belgische taalwetten, hoewel op zichzelf niet kwaad, zijn van nul en gener waarde, zolang deze niet worden geëerbiedigd en elke overtreding er van niet strafbaar wordt gesteld.
De nieuwe stroming in het Vlaamse leven moet gaan naar eenheid tussen Nederland en Vlaanderen in taal en cultuur, naar eenheid ook tussen allen in Vlaanderen, welke politieke of levensbeschouwelijke overtuiging zij mogen hebben. Het Vlaamse nationalisme moet worden een Nederlands nationalisme, zoals dit door prof. Geyl werd aangevoeld (zie zijn artikel in het januarinummer van Neerlandia, bladz. 6).
Spreker gruwt van alle nationalisme, dat niet gezond is; een gezond Nederlands nationalisme echter, waarvan hij voorstander is, moet in Nederlandse bewustheid streven naar welvaart en rust in het komend Europa.
De na de pauze gestelde vragen beantwoordde dr. Gheyselinck uitvoerig, duidelijk en overtuigend.
Enkele opmerkingen uit het vraag- en antwoordspel laten we hier volgen.
Het particularisme, o.a. terug te vinden bij Guido Gezelle en anderen heeft het Nederlands besef in Vlaanderen veel kwaad gedaan. Het was toenmaals een Europese mode (Hongarije, Tsjecho-Slowakije, Finland en.... de Provence!).
De neergang van het Nederlands in Vlaanderen zette vooral in tijdens het Napoleontische regiem, toen het Nederlands bij keizerlijk decreet werd uitgebannen.
Het zal de Vlamingen niet gelukken in de Kamer een meerderheid te verkrijgen, die sancties zou kunnen afdwingen op de eerder genoemde taalwetten. Daarbij spelen o.a. de Belgische verkiezingsmethoden een rol èn de omstandigheid, dat er geen sterke eenheid onder de Vlamingen bestaat.
Het ijzermonument in Diksmude zal hoe langer hoe meer een eenheidsmonument worden, ook een anti-oorlogssymbool en een herdenkingsmonument voor àlle doden uit de grote wereldoorlogen.
De voorzitter van de afdeling 's-Gravenhage, de heer F. Koote, die dr. Gheyselinck had ingeleid, merkte in zijn dankwoord o.a. op, dat hij, bij het beluisteren van diens rede, tot de erkenning was gekomen, dat spreker inderdaad een hybridische natuur heeft, zoals hij zelf eens heeft opgemerkt; immers vóór de pauze was hij Nederlander, en nà de pauze Vlaming.
d.K.A.