Adres aan minister Cals
Een verzuimde kans
Het wetsontwerp ter hervorming van het voortgezet onderwijs in Nederland, dat in de wandeling algemeen ‘mammoetwet’ wordt genoemd, heeft reeds veel stof doen opwaaien. Het genootschap ‘De Nederlanden in Europa’, ontdaan over het feit dat vóór de indiening van dit ontwerp Been enkel overleg heeft plaats gehad met Vlaamse onderwijsdeskundigen, wijdde zijn conferentie-1959 te Woudschoten aan dit onderwerp.
De redactie van Neerlandia hoops in een der volgende nummer de verslagen van deskundigen uit Nederland en Vlaanderen, die daar werden uitgebracht, op te nemen. Hieronder volgt het adres, dat dit genootschap aan de Minister van Onderwijs heeft laten toekomen.
Excellence,
Het bestuur van het genootschap ‘De Nederlanden in Europa’ veroorlooft zich bij deze u enige overwegingen voor te leggen in verband met het ingediende wetsontwerp tot regeling van het voortgezet onderwijs.
Het genootschap stelt zich ten doel een nauwer samengaan van de Nederlands-talige gewesten te bevorderen, zulks vooral gezien tegen de achtergrond van de integratie van Europa.
Ons bestuur gaat in dit schrijven uit van de gedachte, dat de betrekkingen tussen Nederland en Belgie zich op een wijze ontwikkelen, die - meer dan ooit tevoren - culturele samenwerking vruchtbaar maakt. De onderwijsregelingen in de beide landen kunnen veel doen om die samenwerking te bevorderen of wel te belemmeren.
Op de jongste vergadering van de Beneluxraad is uit naam van de Commissie voor de culturele aangelegenheden een verslag uitgebracht door de heer A. Verbist, waarin wordt aangedrongen op een vergelijkend onderzoek naar de verhoudingen op het gebied van getuigschriften en effectus civilis van universitaire diploma's in de Beneluxlanden, waarbij ook de verschillen in structuur van het onderwijs aandacht zouden moeten ontvangen. Als doel werd daar gesteld dat ‘een zekere toenadering in de structuur van het onderwijs in de drie landen’ zou moeten worden nagestreefd. In de discussie over dit onderwerp bleek, dat bij de Gemengde Commissies, die op cultureel gebied richting hebben te geven, de mening voorzit, dat deze zaken beter in tweeledig verband kunnen worden behandeld en bij die opvatting sloot Uwe Excellence zich volledig aan. Onderge-tekenden zijn mede van mening, dat vruchtbaar werk tussen Nederland en België op dit gebied het best zonder de complicatie van de aanwezigheid van de derde Benelux-partner kan geschieden.
Het verheugde ons op te merken, dat Uwe Excellence het door de heer Verbist voorgedragen denkbeeld met sympathie besprak. Des te meer betreuren wij het, dat de gelegenheid, die een grootscheepse onderwijshervorming biedt om reeds enige voorbereidende maatregelen van integratie te treffen, in het voor ons liggende wetsontwerp niet is aangegrepen.
Wij verzoeken Uwe Excellence in overweging te willen nemen, of het ingediende ontwerp niet alsnog uit dit oogpunt zou dienen te worden herzien. Wij drukken de hoop uit, dat er bij eventueel nog volgende wetgeving op onderwijsgebied van meet af aan rekening mee zal worden gehouden. Overleg met Belgische autoriteiten en deskundigen zal hiertoe dienstig zijn.
Wij veroorloven ons afschrift van deze brief te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal alsmede aan de Beneluxraad.
Met gevoelens van de meeste hoog-achting,
Het bestuur van het genootschap
‘De Nederlanden in Europa’
P. Geyl, algemeen voorzitter
A.W. Willemsen, secretaris.