Reeds f 80.000 aan prijzen
De voorzitter van het Verbond, de heer F. Koote, gaf in een helder betoog uitleg van doel en strekking van de nalatenschap-Visser, uit de opbrengst waarvan reeds f 80.000 aan prijzen zijn uitgekeerd, sedert in 1955 met toekenning van die prijzen kon worden begonnen.
Alvorens tot de uitreiking van de oorkonden over te gaan, wendde de heer Koote zich tot de heer Salden, directeur van het Centraal Orgaan voor het Scheppend Ambacht, dat de esthetische verheffing en de economische verbetering van het scheppend ambacht beoogt en dat tengevolge van subsidievermindering in moeilijkheden verkeerde. Spreker uitte zijn waardering voor hun goede werk.
Vervolgens sprak hij dr. Visser uit Groningen toe en wees erop, dat de toegekende prijs in het bijzonder zou dienen voor het aantrekken van een kandidaat in de medicijnen, die zal meewerken aan het onderzoek naar de oorzaken van de spasticiteit bij kinderen.
Daarna wendde spreker zich tot de heer Oost, directeur van de Prins Alexanderstichting, die dadelijk na zijn plaatsing aan deze school is begonnen de slechtziende kinderen niet gelijk te stellen met blinden, maar ze juist zelfvertrouwen te geven, waardoor zij initiatief en wilskracht ontwikkelden, zo zelfs, dat velen met normaalzienden gelijk op konden gaan.
De heer Oost - aldus de voorzitter - zal in de hem toegekende prijs beloning vinden voor dat prachtige werk.
Van mr. dr. N. Muller werd een zodanige uitvoerige levensschets gegeven, dat betrokkene er zelf verbaasd van stond, dat men zijn doopceel zo grondig had weten te lichten. Op het gebied der reclassering een man van internationale bekendheid, heeft hij veel bijgedragen tot verhoging van de geestelijke volksgezondheid; als zodanig ontving hij, merkte de heer Koote op, een Visser-Neerlandiaprijs, ter besteding voor werkzaamheden op reclasseringsgebied, waarvoor de overheid geen subsidie geeft.
Na het uitreiken van de oorkonden door de voorzitter en de cheques door de heer Van Leeuwen, nam de heer Koote, namens het Verbondsbestuur, in een harteiijke toespraak afscheid van de heer E.J. Muller, waarin hij de vele goede en opbouwende arbeid van de vertrekkende schetste en hem de dank van het Verbond overbracht voor al wat hij, vooral als voorzitter van de raadgevende commissie, had gedaan.