Bignasco en zijn Burgemeester
Dit een en ander geldt niet van allen, die als werkzoekenden de Nederlandse bodem hebben betreden. Een deel van hen en over dat deel willen wij het voornamelijk hebben is na korter of langer tijd voorgoed naar het land van afkomst teruggekeerd, al of niet met een goed gevulde beurs en al of niet met een Nederlandse vrouw. Een eigenaardigheid is, dat een groot aantal uit een en dezelfde plaats kwam en ook weer in diezelfde plaats is gaan wonen. Die plaats is Bignasco.
Bignasco ligt in het zuiden van Zwitserland, een aantal kilometers ten noordwesten van Locarno, welke stad zich bevindt aan de noordelijke punt van het Lago Maggiore. Beide plaatsen zijn met een tram, tegenwoordig wellicht met een autobus, met elkaar verbonden.
EEN VAN DEGENEN, die een aantal jaren in Nederland hebben gewoond en zich weer in het geboorteland hebben genesteld, is burgemeester van Bignasco geworden. In Leeuwarden had hij een parapluzaak en die heeft hij aangehouden. De tijd, waarvan ik spreek, ligt al verscheidene jaren achter ons, maar het was in deze eeuw. Deze burgemeester-zakenman had de gewoonte, zo nu en dan weer enige weken of maanden in Leeuwarden te komen doorbrengen. Kwam de toenmalige burgemeester van Leeuwarden hem tegen dan zou hij niet nalaten zijn hoge hoed voor hem af te nemen en hem aan te spreken als ‘collega’.
Nederlands naast Italiaans
Het Nederlands sprekende deel van de bevolking van Bignasco zal er wel toe gekomen zijn in het dagelijks verkeer zich van het aldaar gangbare Italiaans te bedienen, al zullen de uit Nederland herkomstige vrouwen geruime tijd nodig gehad hebben om die taal machtig te worden. Intussen is het wel aardig, dat het gebruik van het Nederlands toch ook in stand bleef naast het Italiaans. Het is nog niet lang geleden, dat de inwoners van Bignasco, die Nederlands spraken, eens per week een gezellige bijeenkomst hadden. Dat gebeurde in het gemeentehuis, wat wel te danken zal zijn geweest aan de Nederlands sprekende burgemeester.
EEN ECHTPAAR uit Leeuwarden ging eens in Locarno logeren en maakte toen ook een uitstapje naar Bignasco. Toen ze daar uit de tram stapten, zei een van hen op wat luide toon: nu moeten wij eens zien, of hier mensen zijn, met wie wij Nederlands kunnen spreken. Een veldwachter, die dit hoorde, kwam naar hen toe en zei: wel, dan kunt U met mij beginnen. Hij bood zijn geleide aan en wandelde met de bezoekers door het stadje. Onderweg ontmoetten ze nog an-deren, die onze taal spraken. Ook kwa-men ze in een woning, waar aan de ene kant van de schoorsteen het portret van de Paus en aan de andere kant het portret van Koningin Wilhelmina hing.
Of er nog altijd een trek van jeugdige personen uit die streken naar ons land bestaat, is niet met zekerheid bekend. Er is de laatste tientallen jaren zoveel in allerlei toestanden veranderd, dat die trek, als er nog iets van over is, wel geringer zal zijn geworden. Maar ook in dat geval zullen er nog wel mensen in Bignasco wonen, die Nederlands hebben gekend en het nog niet vergeten zijn. Misschien onderhouden sommigen nog contact met familie of kennissen in Nederland.
P.W.O.