Onlogische vestzak
Mijn broer heeft altijd veiligheidsspelden bij zich; die draagt hij in de reenter zak van zijn vest. Wat zeg ik, zak? Het is maar een kleine zak, een zakje, dus is het logisch en juist, dat wij het een vestzakje noemen. Maar dat doen wij niet, wij houden er de rare gewoonte op na om van vesijeszak te spreken, een ingeburgerde gewoonte.
Nog wonderlijker is het, dat we ook verkleinwoorden maken van woorden, die niet eens zelfstandige naamwoorden zijn. Ik kom even bij U zitten, neen, niet even, maar eventjes of zelfs heel eventjes. Of past het U straks beter? Goed, tot strakjes dan!
We kunnen dit alles gek vinden, maar we doen er allemaal aan mee en als we zouden prober en van de in zwang zijnde verkleinwoorden een deel uit ons spraakgebruik te bannen, dan zou dit ons stellig niet lukken en waartoe ook zo'n kunstmatige vervorming? De ontwikkeling van de taal, ook van de spreektaal, moeten we - tenminse tot op zekere hoogte - op haar beloop laten en in het algemeen laat zij zich ook niet in een dwangbuis persen.
Gaan we voor de aardigheid eens iets cpstellen zonder verkleinwoorden, dan lopen we grote kans ons te bezondigen aan verbastering van het taaleigen. Een lezer van Het Vaderland heeft er zich enige maanden geleden toe gezet, een proeve daarvan te leveren. Zij werd, met als ondertekening de letters L.H., opgenomen in het nummer van dat blad van 12 oktober 1956. De lezing heeft ons een paar kostelijke ogenblikken bezorgd. Ook ander en, die niet tot de lezers van dat blad behoren, zullen er wellicht van kunnen genieten, wanneer wij het stukje hier overnemen. Het luidt: