** Bij de wisseling des jaars
Bij de wisseling der jaren heeft ieder mens de neiging om op de levensweg stil te staan en een blik achterwaarts te werpen en het oog op de toekomst te richten.
De ouden hadden daarvoor zelfs twee aanduidingen, die wel heel nauwkeurig aangaven, wat wij hierboven bedoelden.
Zij spraken van ‘epimetheus’ en ‘prometheus’, als zijnde de mens, die achterwaarts en de mens die voorwaarts kijkt.
De mens, die op de grens van 1956-1957 staat, heeft het in dit opzicht niet gemakkelijk. Achter hem ligt de dreiging van wolken, die zich samenpakken en die onheilspellend de wereld verduisteren.
Hij ziet een welvaart, die langzamerhand over haar hoogtepunt heen is en die weer gaat neigen naar een dieptepunt, dat noodzaken zal om ons in onze behoeften de nodige beperking op te leggen.
Hij kan dagelijks vaststellen, hoe de beurskoersen, zij het niet regelmatig, dan toch stelselmatig naar beneden gaan, waardoor aanzienlijke koersverliezen worden geleden.
Krant en radio doen hem mededelingen over staats lieden, wie de last van hun taak te zwaar valt.
Hij hoort van volken, die hunkeren naar vrijheid, maar die in hun worsteling daarvoor het hoogste betalen, dat te geven is, hun bloed en hun leven.
Hij voelt aan den lijve, hoe een simpele en zinloze vernieling ingrijpt in de wereldeconomie en de mens duidelijk maakt, hoe afhankelijk hij is van de techniek, die hij waande te beheersen.
Hij ondervindt de kramphouding, waarin de mensheid verkeert en die hem de innerlijke rust rooft.
De onzekerheid bevangt hem en hij zoekt naar verstrooiing, waar hij de zekerheid niet grijpen kan.
Zo staart de homo epimetheus naar hetgeen achter hem ligt in het jaar dat gegaan is.
En toch moet hij vooruit.
De prometheische mens vervolgt de gang der eeuwen. Er is voor hem geen stilstaan. Misschien herinnert hij zich dat wondere woord uit zijn oude Bijbel: ‘Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is bekwaam tot het koninkrijk der hemelen’.
Misschien....
Maar dan ziet hij ook zijn taak, die een opdracht is.
De opdracht om te doen wat zijn hand vindt om te doen. Om te troosten wat verdriet heeft, om te helpen, waar ellende wordt geleden. Om te steunen, wat zonder onze hulp wankelt ten dode. Dan lijden we mee met de volken, die men wil knechten. Dan geven wij, wat we kunnen, mogen en moeten geven.
Dan richten wij, ook de leden van ons A.N.V., de blik vooruit en danken voor de goederen, die wij hebben, nog hebben, geestelijke vrijheid en een goed gezinsleven, goederen, die door ons eigenlijk te weinig gewaardeerd worden, omdat wij er te zeer gewoon aan zijn geworden die te bezitten.