Teirlincks verdiensten
In een beschouwing over het laatst verschenen boek van Teirlinck, getiteld ‘Wijding voor een derde geboorte’ zegt Pierre H. Dubois, de kunstcriticus van het Vaderland, het volgende: Niemand dan Teirlinck wiens boeken voor een belangrijk deel in ons land verschenen, symboliseert beter de Nederlands-Belgische samenwerking op cultureel gebied.
Altijd heeft hij voor die samenwerking op de bres gestaan en vooral na de oorlog was hij op dat gebied een stuwende en bezielende kracht.
Teirlinck is een van de zeer weinigen, misschien - buiten de dichters - de enige van een universeel Europees karakter. Ging het er om iemand te vinden van wie men op een heel oeuvre kon wijzen? Herman Teirlinck, die bijna zestig jaar geleden zijn eerste boek uitgaf, heeft in al die tijd een omvangrijk levenswerk opgebouwd, dat ten volle de zo juist aangevangen uitgave rechtvaardigt van zijn ‘Verzameld Werk’. Moest het iemand zijn wiens boeken op dit moment telkens bij verschijnen een gebeurtenis blijken? Teirlinck met zijn romans ‘Het gevecht met de Engel’, en ‘Zelfportret of het Galgemaal’, met zijn beschouwingen ‘Wijding voor een Derde Geboorte’, vervult als geen ander deze wenselijkheid. En zo kan men doorgaan: ging het om een ‘leidersfiguur?’ Teirlinck, als opvolger van Vermeylen, weet heel de Vlaamse en ten dele de Nederlandse literatuur aan zich te binden als leider van het Nieuw Vlaams Tijdschrift. Gaat het om zijn veelzijdigheid? Teirlinck is belangrijk als romanschrijver, als dramaturg, als directeur van het Kunstnijverheidsinstituut
Cliché ‘Het Vaderland’
in Terkamerenbosch, als eigenlijke stichter van het Nationaal Toneel van België, als directeur van de Toneelschool in Antwerpen, als leraar, als regeringsadviseur, als bezieler....
Al deze hoedanigheden zijn op zichzelf belangrijk, hoeveel te meer de combinatie van dat alles, Herman Teirlinck, bij wie als steeds eveneens het geheel méér is dan de som van de delen. Maar misschien zou, op de keper beschouwd, het resultaat van dit alles toch nog in de allereerste plaats een fenomeen kunnen zijn. Dat is Teirlinck óók en in de ogen van sommigen is hij om dit alles zelfs vóór alles een hedonist, iemand die de dag plukt en bij zoveel beweeglijkheid van heel veel talent, doch van betrekkelijk weinig diepte blijk geeft. Maar, zoals ik het elders eens schreef, Teirlinck is méér dan iemand die de dag plukt, namelijk iemand voor wie het ‘carpe diem’ de zwaarte en het gewicht heeft gekregen van een wijsheid, van een filosofie, van een van die levensaspecten die dusdanig essentieel zijn dat ze opnieuw bevruchtend en levenwekkend worden. Daarom is hij die geen ‘boodschap’ te geven heeft, die alleen zijn individualisme beleeft en beleven wil, door een wonderlijke omkering van de werkelijkheid de man geworden die iets te zeggen heeft, die van het leven de keerzijde van het genot, door het genot héén, heeft weten te openbaren, die in zijn individualisme een ‘mensenliefde’, 'n levensgebondenheid heeft gesuggereerd, waarvan de suggestiekracht veel sterker de bindingshunkering (en -onmacht) dan de wil tot isolement heeft uitgedrukt.