De plaats van het Afrikaans
Voor de afdeling Zuid-Limburg van het A.N.V. sprak Prof. C.M. van den Heever, hoogleraar in de Afrikaanse taal en letterkunde aan de universiteit van Witwatersrand (Johannesburg) over ‘die probleem’ van de plaats, die het Afrikaans inneemt in de Nederlandse wereld.
Spr. schetste de problemen voor de Afrikaner, die een eigen taal bezit, maar in een land woont, dat deel uitmaakt van het Britse Gemenebest met Engels als hoofdvoertaal.
Het Nederlands was van 1652 af de schrijftaal, het Afrikaans werd de omgangstaal. Het in 1875 opgerichte ‘Genootskap van Regte Afrikaners’ ging ijveren om het Afrikaans ook tot schrijftaal te verheffen. Hoewel dr S.J. du Toit bij deze acties grote teleurstellingen heeft ondervonden is het doel toch bereikt. In 1925 heeft de nationale regering met dr D.F. Malan als minister van binnenlandse zaken besloten het Afrikaans voor de wetgeving te bezigen. Door de invoering van de Afrikaanse bijbel en het Afrikaans op de scholen kreeg het Afrikaans de plaats, die het toekwam. Toen kon worden gestreefd naar de opbouw van een eigen letterkundig leven, daar het Afrikaans de drager was geworden van de Nederlandse beschaving in Zuid-Afrika. Men kan hier spreken van een wezenlijke aanvulling op en van de Dietse Wereld.
Spr. bepleitte kennis te nemen van deze taal door het lezen van Afrikaanse boeken, die een goede indruk zullen maken, maar die in Nederland nog veel te weinig bekend zijn.
Na deze korte bespreking vertoonde Prof. van den Heever een tweetal films, die welwillend waren afgestaan door de ambassade van de Zuid-Afrikaanse Unie.