Literair wandeling met benauwend visioen van het jaar 2000
Zittend in een leunstoel, met mijn ogen dicht en luisterend naar de voorzitter van de Haagse afdeling van het Algemeen. Nederlands Verbond, de heer F. Koote, heb ik een boeiende wandeling door Den Haag gemaakt.
Een literaire wandeling. Want dit was het oogmerk van de spreker. Hij wilde zijn talrijk gehoor openbaren wat dichters en schrijvers van onze stad hebben gezegd om aldus de dierbaarste plekjes ook nog met de wimpel der poëzie te versieren.
Een charmante gedachte, want inderdaad krijgen sommige van die plekjes nog een ander aspect, wanneer men hoort wat Huygens er van heeft gezegd, hoe vader Cats er over dacht, hoe Martinus Nijhoff verrukt was van de Vijverberg en Bordewijk van de Passage of hoe Anthonie Donker, toen hij door de Duitsers gevankelijk werd weggevoerd, troost putte uit ons Buitenhof, dat hij ‘Hart van Holland’ noemde. En nu spreek ik nog niet eens over Marja of Jacques den Haan, die - evenals Vondel - ook nog wat Amsterdams kruid door hun hof plachten te mengen.
Geleid door de heer Koote heb ik tal van ontdekkingen gedaan. Het gedicht op het brandscherm van onze Koninklijke Schouwburg heeft voor mij een andere klank gekregen nu ik weet, dat het van de Paradijsdichter Boelen is: ‘Elck die hier sit, bedencke dit, is onraedt daer, dreight soms gevaer, kalm 't huis verlaet, ghy syt op straet’.
Die straat is dan ons kostelijk Voorhout en vandaar kan men rechttoe rechtaan naar restaurant Royal lopen, waar Huyghens heeft gewoond nadat hij zijn vorige huis (Martinus Nijhoff's Uitgeverij) had verlaten. Niet ver hier vandaan komt men dan aan het kloosterfragment in de Kleine Kazernestraat, waar de dichter Nijhoff zijn verzen schreef. En dan is het maar een paar haltes met de tram tot het huis van Boutens aan de Laan Copes of dat van Marcellus Emants op de hoek van de Parkstraat (waar nu het V.V.V. is) dicht bij het huis van Louis Couperus aan de Mauritskade, met wiens borstbeeld men dezer dagen is rondgereden op zoek naar een geschikte plaats.