Eerste halfjaar 1905.
Met verbazing nemen we dan, om te beginnen, kennis van een in 1905 in België uitgevaardigd dienstbevel, waarbij aan officieren door de brigade-generaal werd te kennen gegeven, dat zij, die binnen een zeker tijdsverloop niet zouden in staat zijn in het Vlaams onderricht te geven aan de Vlaamse soldaten, naar een ander garnizoen zouden worden overgeplaatst en geen bevordering in het leger meer zouden maken.
* * *
Het bestuur van de groep Ned. Indië gaf in Januari 1905 het eerste nummer uit van ‘Ons Volksbestaan’, dat mededelingen bevatte voor de over de Archipel verspreide leden. Vroeger werden deze ‘Mededelingen’ via Neerlandia onder de aandacht van de Indische leden gebracht. Het gevolg was, dat deze veel te laat de belanghebbenden bereikten. ‘Ons Volksbestaan’ verving dus niet Neerlandia, maar was er een aanvulling van. We vermelden hierbij dat in de propaganda-commissie, welke de uitgave van dit blaadje aanprees, zitting had de heer F. Reysenbach, Hzn, even later penningmeester van de afdeling Batavia van het AN.V. en thans nog een getrouw lid van de afdeling 's-Gravenhage en erelid van het Verbondsbestuur, waarin hij vele jaren de post van penningmeester bekleedde. Voorwaar een waardig lid van de bovengenoemde ‘oude garde’.
* * *
In het April-nummer verscheen een belangwekkend artikel van de hand van de heer Fred. Oudschans Dentz over de Hollandse (tegenwoordig zeggen we Nederlandse) kolonie in Londen. Ook de heer Dentz, thans woonachtig in Kaapstad en nog dagelijks bezig voor het Verbond, is een der oude getrouwen. Hij vertelt, dat deze kolonie reeds dateert van 1183, toen koning Stephen emigranten onder Willem van Yperen liet overkomen. Deze Willem bouwde een versterkt huis de ‘Ipres Inn’, bij de kerk van St Thomas in Londen. In 1584 waren er reeds meer dan 5000 Nederlanders, Walen inbegrepen. Op 21 September 1550 werd de eerste Hollandse dienst in de Hollandse kerk in Londen gehouden.
Het is een uitstekend artikel, waarvan menigeen nog wel eens kennis zou willen nemen.
* * *
Over Melbourne lezen we, dat aldaar, op initiatief van de Kamer van Koophandel voor Australië, gelden werden ingezameld voor het stichten van een fonds, uit de rente waarvan jaarprijzen zouden worden uitgeloofd voor de kennis van de Nederlandse taal bij het afleggen van de handelsexamens aan de universiteit in Melbourne.
De Regering van Victoria zou eenzelfde bedrag als door particulieren bijeengebracht, in dat fonds storten.
* * *
De studenten in Leiden, leden van de Leidse afdeling van het Verbond, namen het besluit om hun proefschriften kosteloos aan te bieden aan studiebroeders in Zuid-Nederland, ter aanmoediging van het streven onder Vlaamse studenten om bij hun studies het Nederlands als voertaal te gebruiken.
* * *
Het Verbondsbestuur steunde op krachtige wijze de vele pogingen in het werk gesteld om wijziging te verkrijgen van de Wet op het Nederlanderschap van 1893, welke verlies van de nationaliteit bedreigde tegen hen, die verzuimden zich na het verlaten van het land tijdig te laten inschrijven bij het consulaat van het land, waar men zich had gevestigd.
* * *
Ds. A.S. Carpentier Alting, ondervoorzitter van de groep Ned. Indië, schreef over de roeping van het A.N.V. enige behartigenswaardige woorden, die we hier herhalen:
‘Wij willen temidden van de vele vreemdelingen, welke ons hier omringen en die niets kunnen voelen voor hetgeen den Nederlander heilig is, opkomen voor Nederlandse rechten en belangen en we willen hoog opheffen de standaard van ons volksbestaan. Dat te doen is de roeping van het Alg. Nederl. Verbond.
Traagheid is helaas een der fouten van ons volkskarakter. Wij worden zo moeilijk met geestdrift vervuld. Opgewektheid missen we ook. Laten we daarin verandering brengen. Van ons moet uitgaan die bezieling, die de ‘verstandigen’ doet glimlachen en die door ‘de sleur’ wordt veroordeeld, maar die allen aanvuurt tot daden. Doen, werken en arbeiden, zo luiden onze verlossingswoorden.
Daartoe opwekken en aanvuren het geslacht, dat na ons komt, daarvoor wegen openen, middelen beramen, dat is de plicht, ons Nederlanders opgelegd.
Ons verlangen is, dat de volken met elkaar in edelen wedstrijd om goed en groot te zijn, het geheel der volkeren groter en gelukkiger zullen maken.
Wanneer ieder met woord en daad opkomt voor deze grote beginselen zal deze werkelijkheid eens vóór ons staan. Dat zal meer en meer zo zijn, wanneer wij leden van ons Verbond doen wat wij kunnen doen in het belang van den Nederlandsen stam.’
Is het niet een woord, dat we ook nù nog graag onze leden zouden willen voorhouden?
Is er wel iets veranderd in deze vijftig jaren?