Toekomstmogelijkheden voor Nederlanders in Suriname
Het grote en dun bevolkte Suriname behoort tot de landen waarop men in verband met de emigratie van onze overbevolking soms de aandacht vestigt. Veel toekomstmogelijkheden liggen hier voor de Nederlanders echter niet, en die er zijn, liggen uitsluitend op landbouwgebied. Dit is op 14 October 1953 de toehoorders van de lezing die Prof. Dr R.AJ. van Lier, voorzitter van de Stichting Surinaamse Landbouw in het Parkhotel te 's-Gravenhage voor het Algemeen Nederlands Verbond hield, wel duidelijk geworden.
Prof. van Lier gaf eerst een historisch overzicht, van omstreeks 1800 af, in welk jaar Suriname ongeveer 450 plantages telde, welk aantal door allerlei omstandigheden in 1900 was teruggelopen tot 30 plantages, hoofdzakelijk suiker. Dit artikel maakte in de tijd, toen suiker nog als ‘luxe’ werd beschouwd en dus een hoge prijs opbracht, circa 80% van de totale uitvoer van dit gebiedsdeel uit.
Bij de beoordeling van het grote aantal plantapes moet er echter wel rekening mede worden gehouden, dat deze slechts van een beperkte omvang waren en niet te vergelijken zijn bijv. met de plantage Marienburg van de Nederlandsche Handel Maatschappij, zoals wij deze thans kennen in Suriname.
Suriname werd steeds als het meest Nederlandse deel van het Rijk beschouwd. In 1877 werd reeds het verplichte onderwijs ingevoerd. Iedereen moest naar school om onderwezen te worden in de Nederlandse taal. De omgangstaal voor de Creolen bleef echter neger-engels, een mengelmoes van Nederlands-Engels-Spaans-Portugees en Hebreeuws. Die taal sprak en spreekt men thuis. In 1863 kregen de verschillende bevolkingsgroepen burgerrecht.
Een bijzonder lastig vraagstuk voor Suriname is de arbeidsvoorziening. Rondom de hoofdstad Paramaribo, een stad van ongeveer 80.000 inwoners, woont de landbouwende bevolking van rond 100.000 zielen in een gebied dat viermaal de grootte van Nederland heeft.
De bevolking van Suriname is zeer samengesteld. Het grootste aantal wordt gevormd door ongeveer 90.000 Creolen, verder 60/65.000 Hindoestanen, 30.000 Javanen, 3000 Chinezen, terwijl de Europese bevolkingsgroep slechts 3/4000 zielen telt.
Hindoestanen en Indonesiërs blijven hun eigen cultuur handhaven. Hieruit blijkt dan ook dat bijv. Suriname niet als een overwegend Christelijk land kan worden beschouwd, waardoor het land ook minder Nederlands is, dan men meestal denkt.
Behalve suiker heeft indertijd ook de goudindustrie een goede tijd gekend, daarna de balata-nijverheid. De koffie-, bananen- en cacaocultuur zijn indertijd door ziekte te gronde gegaan.
De kurk waarop thans Suriname drijft, is de bauxietwinning, de grondstof voor aluminium, waarvan het ertsgehalte zeer hoog is, terwijl de uitvoer ongeveer 30% van de wereldproductie uitmaakt. Als tweede product is hier de laatste jaren bijgekomen het hout. De houtrijkdom, destaande uit honderden verschillende houtsoorten, is geweldig. De firma Bruynzeel heeft enige jaren geleden hier een triplexfabriek gesticht. Zowel het bauxiet als de triplex vinden hun weg hoofdzakelijk naar de Verenigde Staten. De Hindoestanen en Javanen verbouwen rijst, terwijl de citruscultuur ook aan betekenis wint.
Zoals bekend werd in 1946 Suriname politiek zelfstandig, voor wat betreft het binnenlands bestuur.
In 1946 werd door de Nederlandse Regering gesticht met een kapitaal van 40.000.000 old. het ‘Welvaartsfonds Suriname’. De Goeverneur werd hiervan de beheerder. Dit fonds nu wordt grotendeels gebruikt tot verbetering van de kleine landbouw. De weg van de plantage is verlaten.
Het tienjarenplan door de ‘Stichting Planbureau Suriname’ in opdracht van de Landsregering van Suriname samengesteld, dat in grote lijnen de planuitvoering schetst, heeft als einddoel de economische zelfstandigheid van het land. De hulp die tot nu toe door Nederland werd verleend, had veelal de vorm van een schenking. De begrotingskosten van vóór 1940 werden steeds door Nederland gedragen. Goed voorbereide welvaartsverhoging is nodig.
Het belangrijkste plan, uit hoofde van besteding uit het Welvaartsfonds, is de inpolderina van een groot gebied in Noord-Nickerie, het z.g. Plan Waneningen. Hiermede wordt beoogd de bouw van ruim 100 boerderijen met rond 60 ha. bouwland en 12 ha, grasland. Voorlopig zullen alleen rijst, soja en veeteeltproducten worden voortgebracht. Verder komen er nog een tweetal soorten bedrijven, n.l. tussen 12-20 ha. voor gemengde cultures en bedrijven tof 5 ha. Het plan omvat voorlopig een gebied van circa 75.000 ha. De moeilijkheden bij de aanleg van de orote polders in de moerassige kuststrook, zoals de verwijdering van de voortwoekerende vegetatie van de oude plantages, drooglegging, wegenaanleg enz. zijn enorm. De Prins Bernhardpolder is reeds in cultuur gebracht.
Suriname zoekt nu, na het verkrijgen van de binnenlandse zelfstandigheid, naar eigen cultuurvormen. De Nederlandse emigrant zal dus in die nog groeiende cultuurvorm op moeten gaan, wil hij zich niet volkomen scheiden van het Surinaamse leven. Ook zal de toekomstige emigrant hierbij nog twee aspecten in het oog moeten houden en wel het sociaal-economische en politieke. De politieke ontwikkeling van Suriname is nog niet voltooid.
In de landbouw kunnen de middelgrote bedrijven voor de immigranten van belang zijn, mits de kans op uitvoer goed is. Deze bedrijven zijn echter nog in het stadium van proefnemingen, evenals de grote bedrijven. Voorlopig moet omtrent de wenselijkheid van immigratie nog voorzichtigheid worden betracht.
Op het gebied van de fabrieksnijverheid zullen zich voor enkele ondernemende personen enkele kansen voordoen.
Voorwaarden zijn hiervoor echter ook, dat het politieke klimaat zich zodanig ontwikkelt, dat het land zich voor Nederlanders wil openstellen. Ernstige dient ertegen gewaarschuwd te worden in de eerstvolgende 3 of 4 jaren iets te beginnen.
P.B.