Neerlandia. Jaargang 57
(1953)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOns TaalhoekjeTaal en stijl van de troonredeOnder meer uit ‘Het Vaderland’ hebben we nu en dan staaltjes aangehaald van onzuiver Nederlands. Niet omdat dit dagblad op taalgebied, meer zondigt dan andere bladen. We hebben integendeel menen op te merken, dat de redactie tracht zo goed mogelijk fouten te vermijden, die nu eenmaal bij het haastwerk van de dagbladschrijver veelal moeilijk te ontgaan zijn. Dat we ‘Het Vaderland’ in deze rubriek wel eens noemden, is dan ook alleen een gevolg van het feit, dat we dit blad geregeld lezen. Daarom doet het ons veel genoegen, het thans hulde te kunnen brengen en onze instemming te betuigen met het artikel ‘Stijl en vorm van TroonredeGa naar voetnoot*) belangrijk verbeterd’ op blz. 5 van het nummer van 15 Sept. 1953. In duidelijk Nederlands zet het artikel uiteen, waarom taal en stijl, in het bijzonder van de troonrede, zo belangrijk zijn en welke de voornaamste oorzaken zijn, dat hieraan nog al eens het een en ander heeft ontbroken. De schrijver van het artikel laat het hier niet bij, doch geeft ook een middel aan, om de nadelen, verbonden aan de wijze van samenstelling der troonrede, te voorkomen, te weten de benoeming van een kleine commissie, welke van de bijdragen der verschillende departementen een goed sluitend geheel maakt, dat aan alle vereisten voldoet, ook op het gebied van taal en stijl, in welke commissie ook een taalkundige zitting zou moeten hebben. Nadst de schrijver enige voorbeelden heeft genoemd van, o.i. terecht, onjuist of althans ongewenst geoordeelde zinswendingen en uitdrukkingen, eindigt hij met vast te stellen, dat de Nederlandse troonrede van 1953 ‘wat stijl en vorm betreft aanzienlijk beter is dan die van het vorige jaar’. R. | |
Is het Nederlands zo moeilijk?Het Vaderland van 6 Juli 1953 deelt mede, dat ‘de dalende tendenz in het broodverbruik niet alleen tot staan gekomen is, maar zelfs weer neiging tot opgang vertoont, hetgeen waarschijnlijk aan de verbeterde qualiteit van het brood ten grondslag ligt’. Hier staat dus dat een dalende tendenz weer neiging tot opgang vertoont. Hoe dwaas dit is, blijkt dadelijk als men het Duitse woord ‘Tendenz’ in 't Nederlands vertaalt. Het Nederlandse woord is in dit geval ‘neiging’. Het is dan ook niet de dalende tendenz, die omhoog gaat, doch het broodverbruik zelf stijgt. En dat vermeerderde broodverbruik of de neiging daartoe zal wel niet de grondslag of oorzaak zijn van de betere hoedanigheid van het brood, doch integendeel het gevolg ervan. O, die zinsbouw! R. | |
Zoekt het goede Nederlandse woordHet volgende, dat ik in de krant van 13 Aug. 1953 vond in een beschouwing over de oorzaak van verkeersongevallen, zou voor een goede taaloefening kunnen dienen, waarbij dan het ‘in lopend schrift’ gedrukte zou moeten worden vervangen: ‘Hierbij is men tot wel heel verrassende conclusies gekomen, welke o.a. duidelijk spraken uit een kleine, maar zeer significante voetnoot, die niet zal nalaten stof te doen opwaaien. Deze voetnoot luidt: “Dat in het licht van het bovenstaande de door de K.N.A.C. georganiseerde stedenverkeersveiligheidscompetities als waardeloos en misleidend moeten worden beschouwd zal de lezer duidelijk zijn“.’ R. | |
ZichOok dit eenvoudige woordje gebruikt men zeer dikwijls verkeerd. Als voorbeeld neem ik een zinnetje, dat ik zoëven in een boek vond: ‘Men verdrong zich bij de automaten’. Er wordt nog wel eens met de ellebogen gewerkt, ook in figuurlijke zin, om een plaats te veroveren ten koste van anderen, maar hoe en waarom men zichzelf zou kunnen verdringen, is mij een raadsel. En nu ik het toch over het woord ‘zich’ heb, wil ik nog even wijzen op een ander misbruik: Nog zeer dikwijls erger ik mij aan het lelijke germanisme ‘op zich’ of soms ‘aan zich’. R. | |
[pagina 84]
| |
Het Ministerie van Maatschappelijk WerkDe begroting en de personeelsbezetting van het nieuwe Nederlandse ministerie vormen uit de aard der zaak een onderwerp waarvoor veel belangstelling bestaat bij de belastingbetalers en de volksvertegenwoordiging. Getallen van 76 millioen gulden en 715 man personeel spreken dan ook wel tot de verbeelding. Wij lazen wat de minister gezegd moet hebben ter verdediging of verklaring van deze hoge cijfers in zijn memorie van antwoord. En toen schrokken we nog meer en konden niet nalaten uit te roepen: ‘Is er nu onder die 715 personen niet één, die kan worden belast met de vertaling in de landstaal van de officiële stukken, uitgaande van dit departement? En, zo niet, zou het dan niet gewenst zijn aan die 76 millioen nog enkele guldens toe te voegen voor bezoldiging van een vertaler ten behoeve van de Nederlanders die er belang in stellen?’ Ziehier wat de krant ons berichtte: In de Memorie van Antwoord inzake het wetsontwerp tot vaststelling van de begroting van het departement van Maatschappelijk Werk, wordt gezegd, dat er geen grond is voor de mening, dat het nieuwe departement onnodig kostbaar zou zijn. Het budget van ruim 76 mln gulden, noch de personeelsbezetting van 715 functionarissen is een goed uitgangspunt voor de beoordeling van de organisatie. De minister stelt zich voor, dat thans allereerst de aandacht zal worden geconcentreerd op typen van sociale problemen, die direct om een oplossing vragen. De minister activeert ten deze het plaats vinden van facet-onderzoekingen. Bij het samentreffen van kerkelijke en overheidsarbeid, in het bestrijden van geestelijke en morele nood, dient het kerkelijke werk te prevaleren. Omtrent het ontwerp-woonwagenwet, merkt de minister op, dat het hem ten zeerste gewenst lijkt, eerst nadere aandacht te besteden aan de omvang der vrijheidsbeperking, die het gevolg is van de ontworpen regeling. De bewindsman acht de gedachte aantrekkelijk, dat aan de in te stellen gezinsraad, na een zekere aanlooptijd en ervaring, een wettelijke status behoort te worden verleend. Over de vraag, welke autoriteit dit college dient in te stellen, houdt de minister zijn oordeel aan. Hij is van mening, dat de gezinsraad en de nationale contactcommissie voor gezinsbelangen naast elkaar reden van bestaan hebben. Het ligt in het voornemen van de minister om - als streefdatum wordt gedacht aan 1 Januari 1955 - een nieuwe subsidieregeling voor de gezinsverzorging te treffen. Daarbij wordt de gehele problematiek, die zich bij dit vraagstuk voordoet, opnieuw in studie genomen. In het algemeen acht de minister een wettelijke regeling tot bestrijding van de onmaatschappelijkheid gewenst, doch het voarstel van de commissie Eyssen is zo ingrijpend, dat de minister eerst na rijp beraad en omstandig overleg aan een wetsontwerp in die richting wil medewerken. R. | |
Engels als voertaalOpvallend is dat vrijwel iedereen bij de Koninklijke Luchtmacht Engels kan spreken; ook het lagere technisch personeel kent de Engelse terminologie welke in de luchtvaart gebruikt wordt. Speciale cursussen in technisch en militair Engels kan iedereen volgen tegen lage prijzen. De meesten maken er een dankbaar gebruik van. Een cursus militair Engels, duurt ongeveer een half jaar, in welke tijd de cursisten in hun vrije uren hard moeten werken. Zinnen als: Als U de personal equipment wil zien, ga dan naar de crewroom, zijn nu heel gewoon. Hoe men het ook bekijkt, onze taal wordt hierdoor niet verrijkt. Anderzijds is het belangrijk dat de verschillende nationaliteiten vooral in het vliegverkeer, dat Engels tot voertaal heeft, elkaar zonder veel omhaal van woorden en zonder tolk begrijpen. | |
Welk hulpwerkwoord?Men vestigt onze aandacht op het verschil tussen vergeten hebben en vergeten zijn. Bedoeld is niet het verschil tussen de bedrijvende en de lijdende vorm: vergeten zijn (geworden), doch het gebruiken van verschillende hulpwerkwoorden voor de ‘voltooide tijden’ in de bedrijvende vorm, naar mate van de betekenis, die aan het woord vergeten moet worden gehecht. Vergeten hebben, aldus mijn zegsman, betekent: iets ergens achtergelaten hebben, Vergeten zijn daarentegen: uit het geheugen verloren hebben. Het gebruiken van: ‘vergeten hebben’ in laatstgenoemde betekenis zou misschien een anglicisme zijn. Tot zover mijn mentor. Men moet dus zeggen: Ik had mijn tas vergeten, doch: ik was vergeten, dat ik mijn tas wilde meebrengen. Ik laat het nu aan de lezer over om in de volgende zinnen het juiste woord in te vullen: : Ik .... vergeten mijn tas mee te nemen. Ik .... mijn tas vergeten mee te nemen. Ligt het verschil wellicht in het al of niet ‘opzettelijk vergeten’? Of kan men het omschrijven door ‘Niet aan gedacht’ of ‘Niet onthouden’? Het zou wel aardig zijn eens na te gaan of dat onderscheid van de aanvang heeft bestaan of eerst op de lange duur door het spraakgebruik is ontstaan. Het is soms eigenaardig met het gebruik van die hulpwerkwoorden. Zo zegt men b.v.: Ik heb naar het park gelopen, als de nadruk valt op het werkwoord lopen, in tegenstelling met rijden, varen of vliegen, doch ik ben naar het park gelopen, als de nadruk valt op het doel van de wandeling: het park. Zo ook: Ik heb in het park gelopen, maar: Ik ben het park in gelopen. Of bedriegt mijn taalkennis of taalgevoel mij hierbij? R. |