Van het Verbondsbestuur
Uittreksel uit verslag
van de verbondsbestuursvergadering gehouden op 11 April 1953 in het Verbondsgebouw te 's-Gravenhage
Aanwezig de heren: E.H. Bos (voorzitter), Ir J.F. van Hoytema, C. van Leeuwen, L.C. Kutsch Lojenga, J.J. Kloppert, F. Kroon, Mr Fr. M.E. van der Elst, C. Holstein, F. Reysenbach, Mr G.H. Eskes, Dr Ph.C. Visser en Ir G. Schutte.
Afwezig de heren: Mr N. Dewitte, L.W.B. Binge, P.J. de Kanter, K.E. Oudendijk en Dr J.P. Duyverman.
1. De voorzitter verzoekt da aanwezigen enkele ogenblikken het verscheiden van de heer Quanjer te herdenken.
Met gevoelvolle woorden schetst hij wat de heer Quanjer in de loop der jaren voor het A.N.V. is geweest. Hij was de steunpilaar van het Verbond op wie men onder alle omstandigheden kon rekenen. Hij kende de geschiedenis van het Verbond als geen ander; hij was de vraagbaak voor iedereen. Het Verbond is zeer veel aan hem verschuldigd. Enkele minuten stilte worden aan zijn nagedachtenis gewijd.
2. Enige verslagen van Verbondsbestuursvergaderingen met de daarbij behorende opmerkingen worden vastgesteld.
3. De voorzitter deelt mede, van Mr F.G.A. Huber een aan hem persoonlijk gerichte brief te hebben ontvangen, gedagtekend 9 Maart 1953, waarin de heer Huber hem liet weten, dat hij op die dag zijn functie van secretaris had neergelegd. Deze brief had hij als voorzitter van het Verbond beantwoord en, gebruikmakend van het bepaalde in art. 23 van het huishoudelijk reglement, bij ontstentenis van de secretaris, de directeur, Ir G. Schutte, aangewezen als diens vervanger.
De heer Van der Elst, mede sprekende uit naam der afdeling Brussel, zou gaarne zien, dat stappen werden gedaan om de heer Huber te bewegen op zijn besluit terug te komen. Ook van de afdeling Antwerpen wras een dergelijk verzoek ontvangen. Zij spraken hun teleurstelling uit over het feit, dat de secretaris op korte termijn ontslag had genomen.
Uit de aard der zaak werden omtrent dit plotselinge ontslag verschillende vragen gesteld, waarop van de zijde van het dagelijks bestuur een zakelijk en openhartig antwoord werd gegeven.
De vergadering was een stemmig van oordeel, dat het bestuur op het door de heer Huber genomen ontslag niet kon terugkomen. Het werd met algemene stemmen aanvaard onder dankbetuiging voor de door hem bewezen diensten.
Komende tot de vervulling van de post van secretaris was de vergadering van mening, dat de maatregel, zoals deze door de voorzitter was genomen, voorlopig zo dient te blijven. Met het oog op de geldelijke gevolgen achtte de vergadering het niet wenselijk een bezoldigd functionaris in het bestuur te hebben. Daarom werd met algemene stemmen besloten de heer Schutte te belasten met de waarneming van de post van secretaris naast die van directeur totdat een definitieve vorm gevonden zou zijn.