Nieuw-Guinea en toekomstmogelijkheden
Lezing van oud-resident J.P.K. van Eeckhoud te Utrecht
Op 12 December 1952 heeft de oud-resident van Nieuw-Guinea, de heer J.P.K. van Eeckhoud, voor de afdeling Utrecht gesproken over Nieuw-Guinea en de toekomstmogelijkheden van dit land.
Hij deed dit eerst aan de hand van prachtige fotografiëen in kleuren, waardoor de aanwezigen kennis konden nemen van het bergland, het laagland, de landbouwbedrijfjes van de Papoea's, hun kampongs, hun uiterlijk, de woningen van bestuurs-ambtenaren en plaatsen als Fak-Fak, Merauke en Hollandia.
Na de rust vertelde spreker, dat Nieuw-Guinea niet gemakkelijk zal zijn open te leggen, waardoor pessimisten van cordeel zijn, dat het geen nut heeft daaraan gelden te besteden. Hiertegenover staat de mening van de optimisten, dat Nieuw-Guinea alleszins waard is, dat er gelden voor zijn ontwikkeling beschikbaar gesteld worden, welke niet verloren moeten worden geacht, maar rentegevend zullen blijken te zijn.
Spreker zelf staat tussen die twee opvattingen in. De aarde bevat z.i. ongetwijfeld vele schatten, doch deze moeten eerst nog worden opgezocht en te voorschijn worden gebracht. Thans is er alleen olie-winning, zij het voorshands op bescheiden schaal. Ook de landbouw biedt vele mogelijkheden, maar om deze tot uitvoering te brengen, dient er veel voorbereidend werk te geschieden. Voorts zullen er maatregelen moeten worden getroffen voor een beter vervoer van de voortbrengselen van landbouw en nijverheid - welk laatste nu nog vrijwel ontbreekt, maar bij vestiging geen ongunstige kansen voor welslagen biedt - welk vervoer, door de grote uitgestrektheid van het land, zijn bergachtig karakter en dientengevolge weinige en slechte wegen nu nog grote moeilijkheden oplevert, ja zelfs vaak onmogelijk is.
De inheemse bevolking, die nagenoeg geheel in het stenen tijdperk leeft, zal moeten worden opgevoed voor aanpassing aan het Westerse leven. Dit zal tijd vorderen, vooral ook omdat de Papoea's in zoveel stammen zijn verdeeld, die elk hun eigen taal hebben, terwijl de Nederlanders niet eens alle talen kennen. In het algemeen is de Papoea wel schrander.
Al met al acht spreker het nodig en verantwoord, dat Nederland zich inspant om, zij het geleidelijk, Nieuw-Guinea en zijn bevolking tot ontwikkeling te brengen - zolang dit niet op krachtiger wijze dan tot nu toe gebeurt, is naar sprekers oordeel de kans voor landverhuizers, om zich daar een bestaan te verwerven, zeer klein, zoal niet uitgesloten.
De spreker oogstte van de talrijke aanwezigen dank, welke door krachtig handgeklap tot uitdrukking kwam.
K.