Luchtfoto's in dienst der wetenschap
Directeur Top. Dienst spreekt te Haarlem
Voor de afdeling hield de heer C.J.A. von Freytag Drabbe, directeur van de topografische dienst te Delft, een zeer belangwekkende voordracht met lichtbeelden over de luchtfoto's in dienst van de wetenschap. De heer Drabbe lichtte in het kort de geschiedenis van en de werkwijze bij de luchtfotografie toe. Hoofddoel bij dat rond 1920 begonnen werk blijft natuurlijk de kartering, maar daarnaast heeft vliegende camera ook vele waardevolle en onverwachte diensten kunnen bewijzen aan de geologie, de archeologie en de agrarische wetenschappen. Al heel gauw kwam men n.l. tot de ontdekking dat niet slechts de huidige bodemgesteldheid op de foto's te zien was, maar dat er ook uit af te lezen viel, wat er onder de oppervlaktelaag in da schoot der aarde verborgen lag. Oude Romeinse vestingwallen, die sinds eeuwen bedolven waren geweest en van welks bestaan vaak niemand enig vermoeden had, werden door het objectief der luchtcamera als het ware blootgelegd en hetzelfde was het geval met beddingen van lang verdwenen rivieren, oude kustlijnen ver landinwaarts e.d. De lens registreert n.l. de fijnste schakeringen in bodemkleur, schakeringen, die terug te voeren zijn op verschillen in grondsamenstelling en -vochtigheidsgraad en op de wijze waarop de plantengroef daarop reageert. Zo ziet men dus op een luchtfoto b.v. niet die lang bedolven rivierbedding zelf, maar haar nauwkeurig begrensde afschaduwing op het gewas daarboven. Groeit er b.v. gras op het land, waaronder zich de bedding bevindt, dan gedijt het gras precies boven het verloop van die bedding minder goed dan het omringende, als gevolg van het feit dat het oude rivierbed minder water vasthoudt dan de omliggende vaste grond. Het resultaat daarvan is op de foto: het beddingsgras is veel lichter van toon dan het overig gras. Die afschaduwingen naar boven zijn meestal zeer scherp begrensd en men ziet de omtrekken op de foto dan ook vaak even duidelijk alsof gans dit begraven verleden nog in volle glorie boven de grond stond.
Een serie plaatjes naar luchtfoto's illustreerde een en ander zeer duidelijk.
Ook over de technische zijde van de luchtkartering vertelde de heer Von Freytag Drabbe belangwekkende bijzonderheden. Ieder in kaart te brengen landschapsdeel wordt strooksgewijze overvlogen en gefotografeerd, ongeveer op de wijze waarop een boer zijn akker ploegt. Alleen overlappen de ploegvoren van de luchtcamera elkaar telkens met circa 60% en dank zij het overdreven stereoscopisch effect, dat resulteert uit de vergelijking der verschillende stroken, kan men bodemhoogteverschillen van een meter en minder gemakkelijk aflezen, en dit bij een opnamehoogte van 4200 meter!