Het betreft het persoonlijk- en het bezittelijk voornaamwoord haar in het vrouwelijk meervoud. De heer M. acht dit fossiele vormen, die in de spreektaal dood zijn en z.i. dus in de schrijftaal evenmin moeten worden gehandhaafd.
Dit is een beginselkwestie en gaarne grijpen we de gelegenheid aan om nog eens duidelijk onze mening kenbaar te maken over het verschil tussen de gesproken en de geschreven taal in 't algemeen.
Het Nederlands is een levende taal, dus het geschreven woord behoort zich te richten naar het beschaafde spraakgebruik.
De schrijftaal moet echter onderworpen blijven aan vaste regels, opdat zij leesbaar blijve voor een ieder, die voldoende Nederlands verstaat of die taal wil leren.
In verband daarmede kan de schrijftaal de spreektaal slechts op een afstand volgen.
Zeer wenselijk is daarom een blijvende officiële commissie, bestaande uit taalkundigen, die de regels voor de geschreven taal, zoals die voor onderwijs, examens, ambtelijke briefwisseling, enz. zouden moeten worden gebruikt, vaststelt en periodiek wijzigt, zodra ze daarvoor haars inziens in aanmerking komen ter aanpassing bij de wisselingen in de gesproken taal.
In afwachting daarvan verdient het o.i. aanbeveling, dat thans niet worde afgeweken van de schrijfwijze De Vries en Te Winkel, voor zover die niet is gewijzigd door de officiële ‘schoolspelling’.
Wijkt men daarvan af, dan ontstaat opnieuw een laakbare spellingchaos.
Dit geldt evenzeer voor de door de heer Max bepleite vervanging van het persoonlijk voornaamwoord 4de naamval mannelijk meervoud hen door hun.