Van het Verbondsbestuur
Verslag commissie rekening en verantwoording
Ter voldoening van een aan hen gericht verzoek hebben ondergetekenden, W.G. van Oyen en J.A. Risseeuw, op 12 November 1951 de administratie van de Algemeen Penningmeester van het Algemeen Nederlands Verbond nagegaan aan de hand van ons verstrekte gegevens, welke een onderdeel uitmaken van het financieel verslag over het jaar 1950. De verschillende bedragen werden door ons geverifieerd en de op de balans per 31 December 1950 vermelde baten werden door ons in overeenstemming bevonden met de gegevens van de betreffende banken.
De administratie bleek keurig in orde te zijn, de heer Van Leeuwen heeft ons met grote welwillendheid de nodige inlichtingen verstrekt. Met enige door ons voorgestelde wijzigingen, welke tot vereenvoudiging van de administratie zouden kunnen leiden, ging de heer Van Leeuwen accoord. Wij gaven ook in overweging in het vervolg de waarde der effecten tot de beurskoers per 31 December op te nemen en niet tot de nominale of aankoopwaarde, zoals thans geschiedt. Wij menen voorts met betrekking tot de nalatenschap van Mr Visser het volgende te moeten opmerken.
1. Uit de toelichting blijkt, dat effecten van het kapitaal van het Alg. Ned. Verbond gebruikt zijn voor de belegging van gelden, welke het A.N.V. ontvangen heeft en nog verwacht te ontvangen uit de nalatenschap van Mr Visser. De heer Van Leeuwen heeft hiermede beoogd een besparing van de kosten van aan- en verkoop, welke door de banken voor dergelijke transacties in rekening worden gebracht. Ofschoon wij deze bezuiniging waarderen, menen wij toch, dat het beter is om de gelden van de nalatenschap geheel gescheiden te houden van de geldmiddelen van het A.N.V., zulks ook in verband met de bestemming, welke aan de nalatenschap gegeven moet worden.
2. Over de gelden en effecten van de nalatenschap heeft thans alleen de heer Van Leeuwen het beheer. In verband met de belangrijkheid van dit legaat, komt het ons zeer gewenst voor dat alles wat dit legaat betreft door ten minste twee personen behandeld wordt, zodat ook het beheer van de waarden bij die personen berust.
Voor de goede orde merken wij nog op, dat onze contrôle zich niet heeft uitgestrekt tot hetgeen op vorenbedoelde nalatenschap betrekking heeft.
get. W.G. van Oyen
get. J.A. Risseeuw