Nederland
Ik plukte een bloem
Vandaag heb ik opeens Holland geroken!
Het was zo'n mistige, druilerige, echt ‘Hollandse’ morgen en terwijl ik bezig was een grote bos chrysanten te plukken, kwam mij daar, uit de kruidige geur van die goud-gele, goud-bruine en dieprose bloemen de Hollandse herfst tegemoet!
Hier gaan de seizoenen zo onmerkbaar in elkaar over, dat het Afrikaanse najaar meer een verlengstuk - een soort staart - van de zomer is, die zich alleen onderscheidt van zijn voorganger door korte dagen en koele winden en al verliezen sommige bomen blad, het groen blijft het landschap overheersen...... Maar vandaag was het opeens anders. Het was of die bescheiden, welhaast op geruisloze voeten gaande, Afrikaanse Herfst me zachtjes aanstootte: zie je mij dan niet? Zie je me niet in mijn nevels en het grauw-grijze licht van mijn morgen, ruik je me niet uit de geur van mijn bloemen en mijn vochtige aarde? Ja, toen zag ik en rook ik de Herfst! Maar uit de pittige geur van mijn chrysantjes kwam niet de Afrikaanse Herfst, nee, oppermachtig kwam daar Holland op me aangedreven. En in mijn verbeelding stond ik niet op dit kleine plekje Afrika, dat mijn tuin is, maar midden in mijn vaderland!
Holland onder een grijze najaarshemel: het was of ik de rode, gele en gouden bladeren zag dwarrelen, of heel die specifieke sfeer van de stervende zomer met zijn zilveren nevels en zilveren draden, zijn geuren van mos en vergane planten, zijn druipende takken en glimmend natte wegen, o, heel die dierbare sfeer van stilte en weemoed en tòch van belofte uit mijn bloemen kwam gegeurd...... En ik dacht aan de velen, velen die net als wij zijn vertrokken. Aan al degenen, die duizenden mijlen ver van dat kleine, vertrouwde stukje grond, dat Vaderland heet, pogen een nieuw leven op te bouwen. Verspreid over alle windstreken van de aardbol ploeteren ze aan een toekomst, die ze veelal van de grond af moeten opbouwen, kampen ze met moeilijkheden, die ze van te voren niet overzagen, moeten ze zich aanpassen aan mensen en gewoonten, die hun vreemd zijn, en daar staan ze dan met hun twee handen, hun ijver en hun vastbeslotenheid tot slagen. Nederlanders......
En nog fijner, nog onzichtbaarder dan een herfstdraad, zie ik in gedachten duizenden draden gespannen over de aarde. Draden die beginnen in Zuid-Afrika, Australië, Canada, Nieuw-Zeeland, ja, waar niet al. Draden, alle hun oorsprong vindend ‘waar ook ter wereld’ en alle samenkomend op dat kleine stipje in de oneindigheid, dat Nederland is. Hoe ontelbare gedàchten, verlangens, mijmeringen, stille lachjes en stille tranen, mijn Vaderland, gaan er langs die onzichtbare draden naar jou toe? Iedere dag, ieder uur......
En ik zie je zoals je na de bezetting werd achtergelaten, vertrapt en verwoest met je gehavende steden, je kapotte dijken en je overspoelde land. Véél heb ik van je gezien en over véél was ik diep geschokt. Maar nog nooit in mijn leven was ik zo getroffen, als toen we - ongeveer twee jaar na de bevrijding - eens door je Wieringermeer reden. Het was niet de eenzaamheid van je eindeloze vlakten, met hier en daar een dode boom, die de eenzaamheid nog groter deed lijken, het waren niet de boerenhoeven, tot wrakken gemaakt door het overstromende water, het was niet de zinloze vernieling van je eens zo vruchtbare land...... nee, het was dat in die vernielde schuren vee stond en gereedschappen, dat voor de onbewoonbare hoeven houten keten waren gezet en dat er mensen in woonden! Mensen, die werkten en die de moed hadden hun leven van voren af aan op te bouwen op de troosteloze vernieling van hun vroegere bezit. Mensen, die voor de raampjes van hun noodwoningen propere gordijntjes hadden hangen, die in het stukje grauwe grond voor hun deur een tuintje hadden gemaakt met voorjaarsbloemen...... Mensen met een ongetemde werkkracht, met gevoel voor poëzie en liefde voor hun woning. En ik dacht, met een prop in mijn keel en een hart gezwollen van trots: dat is mijn Vaderland, mijn Nederland op zijn grootst!
Zolang ons land nog mensen bezit, die de moed hebben, op de ruïnes van hun bezitting een nieuw leven op te bouwen en de poëzie en de liefde om van dat leven het beste te maken, wat er van te maken is, zolang zal ons kleine landje voortbestaan. Het zal op- en neergang kennen in zijn historie, diepte- en hoogtepunten beleven, maar nóóit kan een volk ten onder gaan, welke zijn fouten ook mogen zijn, zolang het de kwaliteiten bezit: kracht, moed, ijver en liefde!
Ach, mijn Vaderland, ik rook aan een bos chrysanten en ik was vervuld van een eindeloze liefde en trots, Nederlandse te zijn......
Lous Keyser
(Overgenomen uit Nwe Rott. Crt)