de kinderen was dit alles nauwelijks te verwerken, het aan de ene kant onder de Maas duiken, de rit door de helder verlichte, betegelde, drukke tunnel, en het weer in het volle daglicht komen aan de andere zijde.
in de jeugdherberg te Ockenburg, waar de kinderen hun intrek zouden nemen, werden dezen achtergelaten en na het landgoed bezichtigd te hebben, reden de anderen langs de vuurtoren over de boulevard en naar het Grand Hotel te Scheveningen, waar zij de nacht zouden doorbrengen. Zij raakten niet uitgepraat over de heerlijkheid van de zee, die zij van de hotelkamer uit konden bewonderen. Allen spraken over de rode ondergaande zon, waar juist een vissersboot vóór voer.
Des avonds acht uur werden de meegekomen bestuursleden van de Nederlandse Bond in Duitsland door in Den Haag woonachtige leden van ons Verbondsbestuur en bestuursleden van de afdeling 's-Gravenhage verwelkomd. Mede was aanwezig de heer A. van Lith, oud-vice-consul der Nederlanden te Duisburg. Het was een gezellige avond, een verbroedering met de Nederlanders uit den vreemde.
Dinsdagochtend waren de kinderen al heel vroeg op; om 9 uur ging de tocht verder.
Welk een geestdrift bij de kinderen toen dezen voor de eerste maal van hun leven de zee zagen. Zij kwamen ogen te kort. Nooit hadden zij een badplaats aan zee gezien met de vuurtoren, boulevard en reusachtige hotels. Vol bewondering aanschouwden zij de eindeloze watervlakte, elkaar op alles en nog wat wijzende. Zo iets was geheel nieuw voor hen.
Voor het Grand Hotel werd tegen half elf verzamelen geblazen en men ging met de bussen stadwaarts. Welk een schouwspel voor de gasten! Welk een zegetocht, Den Haag binnen te mogen rijden, waar van vele gebouwen de rood-wit-blauwe vlag wapperde! Hun vlag! Is er een aanblik, die het Nederlandse hart meer doet kloppen?
Van het Wachtje ging men te voet naar het Plein waar de gasten de voor hen gereserveerde plaats innamen tegenover het zo prachtige Mauritshuis. Een prachtplaats, vanwaar men de Koninklijke stoet later zou kunnen zien aankomen.
Veel was al dadelijk te zien. Hoogwaardigheidsbekleders reden voorbij. Rijkspolitie, die voor de afzetting zorg droeg, stelde zich op. Bevelen werden gegeven.
Eindelijk in de verte een gejuich. De Koninklijke stoet was in aantocht! De muziek werd luider en luider en ja, daar kwam de bereden politie de hoek om gevolgd door de rijknecht-majoor te paard met twee rijknechten te voet. Een sprookjeswereld openbaarde zich voor de geestdriftige kinderen. Wat zij daar zagen is moeilijk te beschrijven; de monden gingen open, de vlaggetjes gingen schuchter naar boven.
Daarna kwam een detachement van de Kon. Marechaussee, gevolgd door de Kon. Militaire Kapel in gala-uniform met de brede tressen. Daarachter het Garde-regiment Prinses Irene in zijn rode uniformen en het ere-escorte van de Rijkspolitie te paard in de nieuwe uniformen: donkerblauw en zwarte kolbak met witte pluim. Daarna zes gala-rijtuigen, waarin hoogwaardigheidsbekleders waren gezeten en lakeien ter weerszijden van het rijtuig de gepruikte koetsiers op de bok en toen de Koningin en Prins Bernhard in de gouden koets, getrokken door acht glanzend zwarte paarden. De vlaggetjes kwamen weer in actie en H.M. de Koningin, zowel als Prins Bernhard - door de opperceremoniemeester op de aanwezigheid van onze Nederlandse gasten uit den vreemde gewezen - wuifden de kinderen op een paar meter afstand met de hand toe. Een onvergetelijk schouwspel! Nog een commando Rijkspolitie te paard en de stoet was ten einde.
Toen een rust om alles te verwerken, even uitgeblazen en daarna weer wachten tot de stoet zou terugkomen, nadat de Koningin in de Ridderzaal de Troonrede had uitgesproken, die door alle aanwezigen door de aangebrachte luidsprekers duidelijk kon worden gehoord.
Nog een grote verrassing wachtte de gasten. De radio-omroep maakte melding van de aanwezigheid onzer Nederlandse gasten, die van verre waren gekomen en thans langs de weg stonden geschaard, waarbij zelfs niet werd vergeten te vermelden, dat zij op de dag daarvoor een tochtje per boot door de Rotterdamse havens hadden gemaakt. Een bijzonderheid, die de achterblijvers thuis goed zal hebben gedaan.
Ook de terugkeer van de stoet was indrukwekkend, misschien nog sprookjesachtiger, omdat zij nu uit het kleine poortje van het Binnenhof kwam.
De plechtigheid was ten einde. Te midden der enorme mensenmassa, die huiswaarts keerde, werden de bussen op het Malieveld opgezocht, waarna men naar de huishoudschool in de De Ruijterstraat reed, waar men op thee en koekjes werd onthaald.
Tegen half vier stelden onze gasten zich weer op op de Hoge Wal bij het Piet Heinplein waar men gelegenheid had de Koningin, Prins Bernhard en de prinsesjes Beatrix en Irene bij hun rondrit door Den Haag in een open rijtuig van dichtbij te aanschouwen.
Wij behoeven niet te zeggen, wat het zien van onze prinsesjes voor de Nederlandse kinderen betekende.
Het bezoek was ten einde; de terugtocht nam een aanvang, nadat velen ons de hand hadden geschud en het bestuur van de Nederlandse Bond in Duitsland ons op de meest hartelijke wijze zijn dank had betuigd voor het gastvrije onthaal in de twee onvergetelijke dagen, die allen in ons midden hadden doorgebracht. Inderdaad, onze gasten hebben het mooiste en indrukwekkendste beleefd wat wij hen hier in Nederland konden aanbieden. Het Algemeen Nederlands Verbond heeft de band met onze stamgenoten in den vreemde verstevigd op een wijze, die niet is te evenaren.