Stemmen onzer Lezers
Nederlandse leerkrachten voor Australië
Het artikel van de heer Dr J. Smit te Melbourne in het Juninummer van Neerlandia geeft mij aanleiding tot het maken van onderstaande opmerkingen.
De middelen, welke de heer Smit aangeeft, om bij de landverhuizers en hun nakomelingen het besef van hun Nederlandse afstamming wakker te houden, behoren in elk geval te worden aangewend. Maar deze aanwending sluit niet uit - behoort althans niet uit te sluiten - dat Nederland zorgt voor Nederlandse scholen met Nederlands als voertaal. Het is vanzelfsprekend, dat op deze scholen ook het onderwijs van de Engelse taal een van de voornaamste vakken dient te zijn. Immers de kinderen wonen, en zullen straks werken, in een Engels sprekend land, waar zij het gebruik van de Engelse taal niet kunnen missen. Daarnaast en daarboven dienen zij hun moedertaal te leren en te onderhouden. Om dit te bereiken, wil het mij noodzakelijk voorkomen, dat de Nederlandse regering voor Nederlandse scholen in Australië zorgt. De mogelijkheid daarvoor heeft zij ook door de overeenkomst, welke Nederland en Australië sluiten met betrekking tot de landverhuizing van Nederlanders naar dat land. Die landverhuizing is niet alleen een Nederlands belang, doch in veel belangrijker mate een Australisch belang.
Dat land heeft dringend zeer veel werkkrachten nodig. En nu is Australië, noch Nederland er mede af, die werkkrachten met scheeps- en vliegtuigladingen te leveren, maar beiden moeten samenwerken om de landverhuizers en hun nakroost door geestelijke verzorging door middel van de moedertaal de on misbare steun te verlenen in hun strijd om het bestaan in het vreemde land.
Dat zal zeker ook Australië ten goede komen, omdat de werkkrachten, als zij geestelijk sterk staan, zedelijk en stoffelijk beter in staat zullen zijn hun arbeid te leveren. Als Nederland in deze richting krachtig en doelbewust zijn plicht doet, dan zal Australië daartegen geen gegronde bezwaren kunnen hebben, te minder omdat dit land blijkens de dagbladberichten de Nederlanders als werkkrachten en als burgers op hoge prijs stelt.
Dat, als gevolg van de uitgestrektheid van het land, niet overal in Austalië Nederlandse scholen zullen kunnen worden gevestigd, mag nimmer reden zijn om de stichting daarvan na te laten, waar zulks maar enigszins mogelijk is. Ook hier heeft Nederland de plicht te bevorderen, dat Australië, zoveel als mogelijk is, de Nederlanders in bepaalde streken en op bepaalde punten in elkanders nabijheid te werk laat stellen.
En dat moeten beide landen doen, omdat het hier gaat, niet om honderden of duizenden, maar om tienduizenden Nederlanders.
F.Kr.