In 1939 kwam de oorlogsdreiging. Duizenden vaders werden gemobiliseerd; oudere broers moesten onder de wapenen komen; het militaire uniform overheerste alles. Het normale leven was ver te zoeken.
Daarna kwam de bezetting. Wat heeft de jeugd in die tijd niet doorgemaakt! Het eigen-ik vierde hoogtij. Orde en regel bestonden niet meer. Van studie kwam niets.
Neen, die jeugdige personen hebben een verre van gelukkige tijd gekend. Van vrede hebben zij althans weinig of geen begrip. Zij zien voor zich een maatschappij vol onzekerheden, vol angsten. De wolken worden steeds dreigender. Een zonnestraaltje komt nauwelijks door.
Hierbij kont de jeugd, die haar vaderland als militair in Indië heeft gediend. Het doel, waarvoor de jongens daarheen gingen, is niet bereikt en nadat zij waren teruggekeerd, was het voor hen moeilijk een passende betrekking te vinden; in hun oude omgeving konden zij niet meer wennen.
Al deze jeugdige mensen zijn onrustig. Zij zien de toekomst somber in, althans zij zien geen toekomst, die hun zekerheid biedt.
Vinden die jongeren zelf, dat zij voor een ideaal kunnen werken, dat zij voor het doel van het A.N.V. kunnen voelen? Het is moeilijk de vraag bevestigend te beantwoorden. Zouden die jongeren zo afzijdig tegenover hun Nederlanderschap staan en menen, dit dit hun geen waarborg meer biedt voor de toekomst? Zijn zij hier het leven zo moe, dat zij vinden, dat alleen emigratie met een onzekere toekomst hun redding kan brengen? Dit alles is toch moeilijk aan te nemen.
Het is wel in het oog vallend, dat meest ouderen lid van het Verbond zijn of worden. Waar blijven de volwassen zoons en dochters van de leden? Het is mogelijk, dat de ouders weten, waarom zij zich afzijdig houden. Wij zouden die redenen gaarne willen vernemen. Wij zien mededeling daarvan met belangstelling tegemoet, waarvoor wij gaarne plaats in Neerlandia inruimen.