| |
Ons taalhoekje
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
In het Decembernummer 1950 van Neerlandia (blz. 11 kolom 2 bovenaan) kunt u het een en ander vinden over de verwisseling van de pers. voorn. 3de pers. meerv. hun, hen, haar.
In aansluiting daaraan merken we nog op, dat in sommige streektalen het gebruik van hun in de eerste naamval zo vastgeroest schijnt, dat personen, die overigens in het algemeen ‘beschaafd Nederlands’ spreken en veel lezen, daarvan geen afstand schijnen te kunnen doen. Zij blijven zeggen en soms zelfs schrijven ‘Hun hebben’ enz. Een fout, die bij ongeletterden nogal eens voorkomt is daarentegen het schrijven van U als bezittelijk voornaamwoord in plaats van Uw, en naar het mij toeschijnt nog meer jou als jouw wordt bedoeld.
Om ook in het meervoud het onderscheid te bewaren, schrijf ik in voorkomende gevallen meestal jelui als persoonl. en jullie als bezittelijk voornaamwoord.
| |
Conditie
Een bekende Nederlandse nijverheidsonderneming, de N.V. Chemische fabriek ‘Naarden’, gevestigd te Naarden in het Gooi, geeft, met het doel een ruimere bekendheid te geven aan de voortbrengselen harer fabriek, een maandblad uit, genaamd ‘Naarden nieuws’. In het Decembernummer van dat blad troffen we naast een afbeelding van de verkoopafdeling harer dochteronderneming, de S.A. Belge ‘Naarden’, de volgende mededeling aan:
‘Wat betreft “Naarden Nieuws” zal het nieuwe jaar voor België worden ingeluid met de eerste Franstalige conditie van ons orgaan, onder de naam “Nouvelles de Naarden”.’.
We kennen de uitdrukking ‘in goede of slechte conditie’, waarin het woord conditie beter kan worden vervangen door het Nederlandse ‘toestand’, doch om een Franstalige uitgave, of een vertaling in het Frans een Franstalige conditie te noemen, dat strijdt tegen ons taalgevoel.
| |
Een steen des aanstoots
Op gevaar af, vroeg of laat door de Nieuwe Courant schaakmat te worden gezet met de bekende terechtwijzing, ontleend aan de Bijbel (Johannes 8:7): ‘Die van ulieden zonder zonde is, werpe het eerst den steen op haar’ of met de raad ‘Wie in een glazen huis zit, moet niet met stenen gooien’, wagen we het toch, genoemd blad nog eens even op een lelijke taalfout te wijzen.
We weten het, de harde tafel is vrouwelijk en de mollige stoel mannelijk en er zijn vrouwen, die ons mannen lelijk aankijken als ze in deze tijd nog tot het zwakke geslacht worden gerekend, doch om nu een steen vrouwelijk te maken, dat is toch wel wat te bar.
En dat nog wel in een opschrift met duidelijke letter boven een bericht.
In het blad van 27 December 1950 lezen we op blz. 5 (tussen haakjes: de nummering der blz. is bij de Nieuwe Courant zeer onduidelijk): ‘Kroningssteen gestolen uit Westminster Abbey. Hebben Schotten haar weggehaald?’
Een enkele maal wordt nog wel eens hier of daar een meisje geschaakt, maar tegenwoordig worden toch, meen ik, meer mannen ontvoerd.
In elk geval zijn de kroningssteen, de steen der wijzen en alle andere stenen in 't Nederlands nog altijd mannelijk, zo lang de taalregels daarin geen verandering hebben gebracht.
| |
Kiezen voor
Een zeer trouwe lezer vestigt de aandacht der redactie op een nieuwigheid op taalgebied, die in de laatste tijd veld wint. Hij schrijft o.m.: ‘Hebt U de nieuwste aanstellerij al ontdekt? Tegenwoordig kiest men voor iets. Bijv. de Verenigde Staten, pardon (eigenlijk moet dit zijn “sorry”) de U.S.A., kiezen voor de vrede’.
Je zou toch zeggen, juffrouw Snap, waar zouden die kranten dat vandaan halen?
| |
Waken voor of tegen iets
Men moet waken voor iets, dat wenselijk is en tegen iets, dat ongewenst is. Tegen deze regel wordt nog menigmaal gezondigd.
In een ingezonden stuk maakt iemand het ‘regime’ er een verwijt van, dat de emigratiepolitiek volgens hem tot ongewenste gevolgen leidt en hij besluit zijn relaas met deze zin: ‘Laten wij er in ieder geval tegen waken, dat een aantal soc. voormannen
| |
| |
er geen gelegenheid door krijgt kostbare buitenlandse reizen te maken om de emigratie te bestuderen’.
De schrijver zegt dus te willen voorkomen, dat die gelegenheid niet wordt geschapen. Wil hij dus zijn politieke tegenstanders dure reizen laten maken? Het is weer eens een voorbeeld van dubbele ontkenning.
| |
Te veel en te weinig
Omstreeks de feestdagen in December en met de jaarswisseling hebben de winkeliers of hun ‘étaleurs’ hun beste beentje voor gezet ten einde het koopgrage publiek te verleiden om de op aansporing van de Regering en de Postspaarbank naarstig opgepotte gelden weder in andere handen te doen overgaan.
Of het was om aan die verlokkingen weerstand te bieden, dat hij zijn blik afwendde van de vele uitgestalde heerlijkheden, werd ons niet gemeld, doch een getrouw lezer van ons blad bericht ons, dat zijn oog viel op de volgende opschriften:
1. | op een winkel op de Loosduinse weg te 's-Gravenhage: ‘des 's Maandags tot 1 uur gesloten’. De steller van dit fraais kon blijkbaar geen keus doen en heeft dus maar beide naamvalsvormen van het lidwoord naast elkaar gezet. Waarom niet eenvoudig ‘Elke Maandag’? |
2. | Een andere winkelier geeft daarentegen te weinig. Naar we hopen niet in de hoeveelheid koopwaar, welke hij aan zijn klanten levert; echter wel in het aantal letters van de vermelding daarvan. Hij verkoopt namelijk, blijkens zijn aankondiging, ‘parfumeriën’. |
Beide winkeliers wilden uit sleur te deftig doen en maakten daardoor een fout. De tweede dacht zeker aan het Franse ‘parfums’, waarbij de klemtoon op de tweede lettergreep valt en liet dus de e weg, die moest aanduiden, dat in zijn geval de klemtoon moest vallen op de lettergreep ‘rie’ dus de vóórlaatste. Deze fout zou niet gemaakt zijn, als de man zich had gehouden aan het voorheen algemeen gangbare Nederlandse woord ‘reukwerken’.
| |
Een oproeping van gegadigden
De heer J. Engelberts te Rotterdam was zo vriendelijk onze aandacht te vestigen op een aankondiging (in de ‘Nieuwe Rotterdamsche Courant’ van 6 Januari 1951), welke wij hier maar niet in haar geheel zullen overnemen.
De beer E. onderstreepte daarin enige woorden, die zijns inziens niet door de beugel kunnen.
Zoals uit de aanhef blijkt is de mededeling of oproeping gesteld door ‘een grote bankinstelling (géén grootbank)’. Nu is ‘grootbank’ geen officiële aanduiding, ook niet identiek met b.v. deviezenbank, doch eenvoudig een min of meer populaire benaming voor vijf of zes in Nederland gevestigde bankinstellingen, welker kapitaal dat van anderen te boven gaat.
Het enige verschil is dus, dat ‘een grote bank’ goed Nederlands en ‘een grootbank’ verhaspeld Duits is.
De heer E. beschouwt ook de uitdrukkingen ‘leidinggevende positie’, ‘ingekomen brieven’ en ‘oproepende onderneming’ als ontoelaatbare germanismen. Dit nu lijkt ons wat ver gezocht, al zouden we het eerste woord liever in tweeën kappen en er de voorkeur aan geven ‘ingekomen’ te vervangen door ‘binnen gekomen’ of eenvoudig ‘ontvangen’.
De heer E. onderstreepte voorts de woorden ‘honorering’ en ‘serieuze reflectanten’, welke inderdaad wel in het Nederlands vertaald of omschreven zouden kunnen worden. Waarom kan een ‘mede-directeur’ niet bezoldigd, maar wel gehonoreerd worden?
Ten minste even afkeurenswaardig vinden we echter de in dezelfde advertentie voorkomende woorden hogere (waar blijkbaar bedoeld is hoge) positie, sollicitaties van functionarissen en een groot concern.
| |
Wapenschouw te Bergen op Zoom
Krantenbericht van 13 Jan. '51: Maandag besluiten de dienstplichtigen van het regiment veldartillerie Prins Frederik te Bergen op Zoom hun eerste oefenperiode met een parade, de z.g. ‘passing out’.
Vooral tonen, dat men zijn militaire opleiding tegenwoordig buiten de landsgrenzen ontvangt. Men mocht anders eens niet voor vol worden aangezien.
| |
Militaire taal
Uit een verslag over het terugtrekken van troepen in Korea: ‘Begin Januari is het Nederlandse detachement - Verenigde Naties (wat een eigenaardig samengesteld woord R.) op de “move” gegaan, een move dit keer naar het noorden’ (cursiveringen van mij R.)
| |
Chefstaf
Geruime tijd geleden heb ik eens in deze rubriek geschreven over de in het Ned. leger gebruikelijke taal en toen ook het woord chefstaf genoemd. (Vergelijk ‘maarschalkstaf’).
Het heeft weinig of niets geholpen. Althans in een krantenberichtje van enkele regels (Nwe Crt 15 Febr. '51, blz. 3, laatste kolom) komt deze uitdrukking vijf malen voor, soms geschreven in twee woorden, soms aaneen.
Ik vraag me af, of een officieel verslag over de onlangs gehouden ouderdag voor de ouders der jonge miliciens wellicht zinnen als de volgende bevat:
‘De moederssoldaten beschouwden met voldoening de netjes opgevouwen lakensbedden op het kussenhoofd van de kribbensoldaten. Later deden ze zich tegoed aan de smakelijke door koksregiment bereide soeperwten met heerlijke worstrook.’
R.
| |
Oerwoud-meisie
Onder de knipsels uit de Zuidafrikaanse bladen bevonden zich er ditmaal enkele betreffende de zaak Bertha Hertogh, waarvan de bijzonderheden alle lezers van Neerlandia, die er belang in stellen wel voldoende bekend zullen zijn uit hun dagblad.
De reden, waarom wij in deze rubriek hierop terugkomen, is dan ook slechts van taalkundige aard. Wij vonden in een Afrikaans blad hierover het een en ander vermeld onder het opschrift ‘Moeilikheid het begin oor “Oerwoud”-meisie’. Dit nu is blijkbaar een vertaling van de Engelse benaming ‘Junglebride’, ‘Jungle-Bertha’, e.z.v.
Het deed me denken aan de boeken en films over Tarzan.
In een bericht was ook sprake van ‘die Maleise oerwoud’.
Natuurlijk is Bertha niet opgevoed in een oerwoud, doch eenvoudig in de kampong.
| |
Sloerstaking
Dit woord in een Afrikaans blad kon ik eerst niet thuis brengen. In grote letters stond het boven een bericht: ‘Sloerstaking dalk uit’.
Terwijl ik verder las ging me echter een licht op. ‘In Johannesburg’, zo zegt het bericht, ‘werk telegrafiste nou op kwart-snelheid’. Ik meen dus in sloer een verbastering of samentrekking te moeten zien van het Engelse ‘slower’, dus een onnodig vreemd insluipsel in de Afrikaanse taal.
| |
Kwektuut
Ter gelegenheid van de Carnavalsviering bevatte, als ik me wel herinner, het te Delft verschijnende blad ‘De Prinsenstad’ een artikel in Brabants dialect, waarin sprake was van een lange draad met aan 't einde een ‘kwektuut’.
Als staaltje van streektaal leek ons dit wel vermeldenswaard.
De scherpzinnige lezer zal begrijpen, dat hier een geluidversterker is bedoeld, in noordelijker provinciën gewoonlijk aangeduid als ‘luidspreker’.
Toen ik de bepaling betreffende de streektalen opzocht in ons onlangs vastgestelde huishoudelijk reglement, bleek dat hiervan melding is gemaakt in artikel 2 (waarin de middelen worden genoemd, waardoor het Verbond zijn doel tracht te bereiken) onder nummer 11. Toevallige associatie met het carnavals-getal!
| |
Enig, enigst
In mijn jeugd kende ik het woord enig slechts in de betekenis van enkel of alleen, dus eigenlijk als de bijvoeglijk-naamwoordsvorm van het telwoord één, of in de vorm van enige(n) in de betekenis van enkele(n), sommige(n), dus in het algemeen niet vele(n).
Een enkele maal ontmoette men het woord enigeen voor ‘iemand’ (het Engelse ‘anyone’).
In onze taal kan nu eenmaal het onbepaalde lidwoord een, al bestaat het alleen in het enkelvoud, soms aanleiding geven tot vergissingen. Het Engels kent ‘a(n)’ naast ‘one’; in het zo logisch samengestelde Esperanto heeft men geen onbep. lidwoord, daar is ‘viro’ = een man en ‘la viro’ - de man.
De tegenwoordige generatie echter gebruikt enig in een geheel andere betekenis dan de oorspronkelijke. Ik vermoed, dat die
| |
| |
betekenis zich eerst heeft uitgebreid tot ‘uitzonderlijk, zonder weerga, onvergelijkelijk, buitengewoon, bijzonder, dus enig in zijn (haar) soort’.
Van ‘enig mooi’, ‘enig leuk’, hebben toen vermoedelijk eerst enkele jonge meisjes de woorden mooi, leuk, enz. weggelaten en daarmee was het hek van de dam. Thans zegt iedereen, vooral echter de jeugd, enig, als wordt bedoeld ‘mooi, aardig, lief, snoezig, prachtig, smaakvol, leuk, prettig, wonderlijk, e.z.v.’, doch alleen in waarderende zin, als bijv. naamw. zowel als bijwoord, ook b.v. als bepaling bij een handeling, een werkwoord.
Als een meisje zegt, dat haar vriendin een enige jurk aanhad, bedoelt ze allerminst, dat de kleerkast van die vriendin niet goed gevuld was. In een zin als ‘Het was toch zo enig voor hen, dat bij hun eerste optreden reeds, de zaal tot aan de nok gevuld was’, is de oorspronkelijke betekenis geheel verdwenen.
Was er behoefte aan die wijziging van betekenis? Ik geloof het niet. Ik gaf hierboven enige vertalingen, waaruit blijkt, dat het woord enig thans gebruikt wordt om geheel verschillende begrippen aan te duiden, dus verarming van de taal in plaats van verrijking.
Wellicht tengevolge daarvan, is men toen voor de oorspronkelijke betekenis een nieuw woord gaan vormen, te weten enigst, dus naar de vorm de overtreffende trap van enig, waarmee echter niet wordt aangeduid het allermooiste, aardigste, prettigste doch het ééne, alleen zijnde, waarbij dus in feite van trappen van vergelijking geen sprake kan zijn. Bij ‘enigermate’ is de uitgang ‘er’ natuurlijk een 2de naamvalsaanduiding, zoals de ‘s’ bij ‘enigszins’ of ‘geenszins’.
Nu lees ik telkens over een enigst kind, de enigste kans, gelegenheid, manier, weg. Ik kan dat niet bewonderen en aanvaard het nog niet.
| |
Geleidelijk aan
Als mijn herinnering mij niet bedriegt, kwam ik de combinatie van deze twee woorden het eerst tegen in een geschrift van iemand, hoog gestegen op de ambtelijke ladder in Nederland, die toen benoemd was tot leider ener vennootschap in de tropen. Het zou me dan ook niets verwonderen, als blijken zou, dat hier sprake is van een in ambtelijke taal ontstane uitdrukking. Zou het niet zo zijn, dat langzaam aan te gewoon gevonden werd, waarom het in betekenis daarmee verwante, doch deftiger klinkende geleidelijk ervoor in de plaats kwam. dat toen ook nog werd ‘versierd’ met het geheel onnodige, dus zinloze toevoegsel aan, in analogie met het oorspronkelijke langzaam aan, welks betekenis naar mijn gevoel ongeveer het midden houdt tussen langzaam en geleidelijk? R.
| |
Stringent
We hebben het al eens meer gezegd: het Engels blijft veld winnen in de strijd tegenover onze moedertaal, ook in ons eigen land.
Ook het hierboven geplaatste woord, dat toch ieder Nederlander zal herkennen als een vreemde eend in de bijt, zien we tegenwoordig telkens opnieuw opduiken. Ook hiervoor heeft het Nederlands de keus tussen verschillende vertalingen.
‘Niet de ambtenaren van de politie’, zegt de Nieuwe Courant (onder het opschrift ‘Vertoon van macht’ midden op de eerste bladzijde van 11 Januari 1951), ‘die zonder twijfel niets anders doen dan stringente orders uitvoeren’. Waarom geen strenge, of desgewenst strikte of bindende orders of bevelen of opdrachten? Charivarius zette achter zulke woorden het merk Dd. (Deftig doenerij ).
Het blad gaat ook nog steeds door met te spreken van chefsstaf in plaats van staf-chefs of chefs (hoofden) van staven, voor zover dit woord betreft, vermoedelijk in navolging van de militaire gezaghebbers zelven.
| |
Brengen, Opbrengen
Zo op het eerste gezicht twee heel gewone woorden. Men gebruikt ze echter in zeer verschillende betekenis. Slaat men een woordenboek op, dan vindt men vele voorbeelden van zinnenn waarin ze voorkomen. In het algemeen echter zijn die terug te brengen tot een of twee definities, verband houdende met andere woorden in de zin, waarop ze betrekking hebben.
Zo vind ik mijn (oude) exemplaar van Van Dale's woordenboek voor brengen eigenlijk slechts twee betekenissen aangeduid:
1. | ‘in de onmiddellijke nabijheid, in iemands handen of bezit doen komen’, |
2. | ‘in een zekere toestand doen komen’. |
In het laatste geval wordt die toestand uitdrukkelijk erbij vermeld.
Ik zou zo zeggen, dat twee betekenissen voor één woord meer dan genoeg is voor een beschaafde taal, welker gebruikers er naar streven allerlei schakeringen in die taal tot uitdrukking te brengen of te uiten.
Maar neen: toneelstukken, enz. worden tegenwoordig niet meer opgevoerd, zelfs niet ten tonele of op de planken gebracht, maar alleen gebracht. Hier is gebracht niet anders dan een modewoord, dat de een de ander nazegt en dat een bestaand goed Nederlands woord wil verdringen.
En met opbrengen is het al net zo. Ook dit woord gebruiken velen tegenwoordig in meer abstracte zin.
Ook voorheen moesten we belasting opbrengen, al was het toen minder naar verhouding dan thans; ook toen waren er beleggingen (‘investeringen’ vindt men meestal wetenschappelijker klinken), die rente opbrachten, dikwijls meer dan thans, en sprak men van oogstopbrengst en opbrengst van verkoop, uitvoer, enz.
Ook dronkaards of andere overtreders werden en worden opgebracht.
Maar tegenwoordig verwacht men van zijn medemensen, dat ze allerlei abstracte deugden of eigenschappen opbrengen.
Een voorbeeld (Ik zeg niet, waar ik het vond, want men komt ze telkens en overal tegen) laat ik hier volgen. Het is genomen uit een zin van niet minder dan 78 woorden.
Ziehier dan: ‘zodat...... mag worden verwacht, dat het zal trachten die nakoming van zijn verplichtingen op te brengen, waartoe het redelijkerwijze in staat zal zijn’.
Kunt U het nog mooier zeggen? De schrijver is er blijkbaar op uit geweest, zijn gedachten zo te formuleren, dat ‘de gewone man’ er slechts met moeite uit wijs kan worden.
R.
|
|