Tak West-Vlaanderen
Zondag 28 Januari sprak te Roeselare Prof. Dr Max Lamberty over ‘Federalisme’. Voorzitter Mr. Dewitte verwelkomde de talrijk opgekomen aanwezigen, onder wie personen werden opgemerkt uit alle gewesten der provincie. Met de meeste aandacht luisterde men vervolgens naar de interessante uiteenzetting van de heer Lamberty.
Spreker ving zijn uiteenzetting aan, met te betogen hoe sedert de oorlog zich in West-Europa een krachtig streven ontwikkelt om een Europese Unie tot stand te brengen, langs politieke en langs economische weg. Niettemin zijn in de meeste landen van West-Europa verenigingen van federalisten ontstaan die de organisatie van Europa op een federale grondslag voorstaan. De eerste vraag die zich stelt is natuurlijk of wij, Vlamingen, in dit zich organiserend Europa met een gerust gemoed de tooekomst te gemoet kunnen gaan met de bestaande wettelijke regeling inzake taalgebruik en gelaten de verdere ontwikkeling in West-Europa afwachten?
't Is duidelijk, dat op dit ogenblik niemand voldaan is over de regeling van de Vlaams-Waalse verhoudingen, zodat vele Vlamingen aan ‘structuurhervormingen’ denken. Zelfs leidende politieke partijen in dit land gaven het voorbeeld. Zo kwam de C.V.P. in haar verkiezingsprogramma 1950 op voor decentralisatie, zo ook de Liberalen. De socialisten spreken van autonomie.
De term autonomie is dubbelzinnig en wordt gewoonlijk, ter verduidelijking, aangevuld, zodat men spreekt van politieke, administratieve of culturele autonomie.
De politieke autonomie nastreven betekent zoveel als het streven naar de oprichting van een nieuwe souvereine staat, dus in het geval dat ons bezighoudt, de oprichting van twee souvereine, volkomen gescheiden staten, Vlaanderen en Wallonië. Spreker kan zich niet accoord verklaren met deze oplossing.
De administratieve autonomie betekent zoveel als de splitsing van de administratie in de schoot van een staat, die de twee delen van de administratie blijft overkoepelen.
De culturele autonomie kan, als een ongerijmdheid, dadelijk ter zijde geschoven worden. In onze hedendaagse staat, die zich met alle uitzichten van het volksleven bezighoudt, is de cultuur niet meer zelfstandig. De autonomie van de cultuur kan, in onze tijd, pas beginnen met de autonomie van het bestuur.
Wat het bestuur betreft, wordt dus, door onze politieke partijen, decentralisatie voorgesteld. Dat is ofwel zeer veel, ofwel zeer weinig. Is het zeer weinig, dan kan de hervorming niets oplossen. Is het zeer veel, dan kan het stelsel op een vergaande anarchie uitlopen.
De weg werd gewezen door het algemeen Vlaams Congres van December 1949 en door de heer Ger. van den Daele: de splitsing van het centraal bestuur. Het congres stelde de splitsing voor tot aan de directies. De heer Van den Daele stelde de splitsing voor tot aan de algemene directies.
Veel beter ware het, op dat gebied niet halverwege te blijven staan en eenvoudig het centraal bestuur te splitsen van de portier tot de minister.
Spreker stelt dan de vraag of daardoor de eenheid van de Belgische Staat in gevaar zou worden gebracht en beantwoordt ze negatief, vermits, zolang de splitsing de souvereine staatsorganen niet raakt, de Belgische eenheid gehandhaafd wordt.
Om de Vlaams-Waalse verhoudingen echter volkomen te normaliseren binnen het Belgische raam, stelt M. Lamberty verder voor de Senaat op een paritaire grondslag in te richten, zodat Vlaanderen en Wallonië daar door een gelijk aantal leden zouden vertegenwoordigd worden, wat het bevolkingscijfer van beide landsdelen ook moge zijn.
Het vraagstuk ‘Brussel’ daarentegen zou opgelost worden door er een rijksgebied van te maken, waarin de Vlamingen en de Walen over gelijke waarborgen zouden beschikken. Zo zou de stadsraad, evenals de Senaat, op paritaire grondslag worden samengesteld, zodat Vlamingen en Walen er evenveel rechten zouden hebben.
Tenslotte zou dan nog een laatste instelling in het leven te roepen zijn, door zowel aan het Vlaamse als aan het Waalse landsgebied een representatief orgaan te verschaffen: een Vlaamse Volksraad en een Waalse Volksraad.
Hun functie zou hierin bestaan:
enerzijds de beide volken vertegenwoordigen en, in voorkomend geval, het standpunt van beide volken doen kennen, zoals de huidige Provinciale Raden en de Gemeenteraden het van oudsher hebben gedaan;
anderzijds bij verordening beschikken voor het gehele Vlaam-