Zuid-Afrika
De huistaal in Zuid-Afrika
In Die Burger, van 9 Januari 1951 vonden we de volgende cijfers aangaande de huistaal, door de inwoners van de Unie opgegeven voor de volkstelling in 1946.
Van de 2.372.690 blanke inwoners gaven toen 1.359.704 Afrikaans en 933.812 Engels op als hun huistaal, dus 57,30% en 39,35%.
In het jaar 1936 waren de cijfers voor Afrikaans 1.120.000 en voor Engels 783.000. Het verschil ten gunste van het Afrikaans was dus in tien jaren gestegen van 337.000 tot 425.900.
In ronde getallen waren bij de telling in 1946 de uitkomsten voor:
|
Afrikaans |
Engels |
tezamen |
Afr.% |
Eng.% |
Kaapland |
512.000 |
337.000 |
849.000 |
60 |
40 |
Transvaal |
621.000 |
397.000 |
1.018.000 |
61 |
39 |
Vrijstaat |
175.000 |
24.000 |
199.000 |
88 |
12 |
Natal |
52.000 |
178.000 |
230.000 |
23 |
77 |
Die Burger verwacht een verdere toeneming van de voorsprong van het Afrikaans op het Engels, welke verwachting o.m. is gegrond op de verhoudingscijfers voor de kinderen beneden 7 jaar in 1946.
De totalen daarvoor waren onderscheidenlijk bijna 240.000 tegen rond 120.000 dus ongeveer 2 tegen 1.
De splitsing volgens de provincies gaf voor deze kinderen de volgende uitkomsten:
|
Afrikaans |
Engels |
Afr. % |
Eng. % |
Kaapland |
bijna 84.000 |
bijna 42.000 |
67 |
33 |
Transvaal |
118.000 |
55.000 |
68 |
32 |
Vrijstaat |
28.000 |
bijna 3.000 |
90 |
10 |
Natal |
ruim 9.000 |
21.000 |
30 |
70 |
Beide genoemde talen als huistaal gaven op 29.800 personen (50.400 in het jaar 1936).
De volgende vreemde talen werden in 1946 als huistaal opgegeven door het daarachter vermelde aantal personen:
Duits |
14.984 |
Jiddisch of Hebreeuws |
14.045 |
Nederlands |
6.095 |
Grieks |
3.139 |
Portugees |
2.618 |
Frans |
1.981 |
Italiaans |
1.739 |