Maar overigens vind ik de verschijning van deze studenten-liederenbundel zeer verheugend en komt de onbekende samensteller alle lof toe.
Het bundeltje begint en ook dát is verblijdend - met ons volledig ‘Wilhelmus van Nassouwe’ in 15 coupletten. Dan volgt, vanzelfsprekend het ‘Io Vivat’, dan even vanzelfsprekend ‘Het Zwaardlied’ van onze J.J.A. Gouverneur.
Dan ‘Grönners Laid’; en dan...... ‘De Vlaamse Leeuw’, hetgeen ik zeer verheugend en opmerkelijk noem. Na ‘Het Beleg van Bergen op Zoom’ (uit Valerius Gedenck-Clanck’) volgt ‘Klokke Roeland’ (‘Boven Gent rijst, Eenzaam en grijsd’), vervolgens het ‘Gaudiamus Igitur’, enz., enz., enz.
Doch ook ‘De Gilde viert’ van René de Clercg, ‘Kermis te Rupelmonde’ (zonder ‘Umlaut’ op de ‘u’, heren studiosi!!) van Hubert Melis, ‘Karlijntje’, alles getoonzet door Emiel Hullebroeck, ontbreken niet in de bundel.
Zeker er zijn nog wel andere liederen, die wij gaarne hadden zien opgenomen, zoals het plechtige ‘De leeuwen dansen’ van Jef van Hoof, het ‘Beiaardlied’ uit de Rubenscantate van Peter Benoit, het ‘Zuidafrikaanse Volkslied’, enz., maar men mag niet te veeleisend zijn.
Ik meen in de keuze van verschillende dezer liederen nog de nawerking te bespeuren van de eens zo levendige afdeling Studenten van het Algemeen Nederlands Verbond, later afd. Groningen van het Diets Studentenverbond, uit de tijd, toen Prof. Dr Willem de Vreese en Prof. Dr Marcel Minnaert op ‘Mutua Fides’ voordrachten kwamen houden. Hoe lang is dat nochtans geleden!......
Leerzaam en onderhoudend is een vergelijking met de voorlaatste mij bekende uitgave van Studentenliederen van Vindicat atque polit van 1854. Welk een verschil!
In het ‘Voorbericht’ tot die, toen derde, uitgave van 1854 schrijft J.A. Baart de la Faille: ‘...... in de vroegere uitgaven van 1817 en 1833 is zeer weinig wat heden ten dage nog algemeen onder ons bekend is en de laatste twintig jaren hebben, met zoveel nieuws, ook een geweldige massa nieuwe liederen aangebragt.’
Welke waren dan die liederen, die men bij voorkeur zong in 1854 en volgende jaren? Het begint met ‘Io Vivat’; dan volgt: ‘Krambambuli’ (Duits), ‘Wijnlied’, ‘Beurtzang van studenten der vijf faculteiten’, ‘Jäger-Chor’ (aus den Freischütz), ‘La jeune Fille’, ‘Pabst und Sultan’, ‘Le Troubadour du Tage’ (Fleuve du Tage!), ‘Loreley’, ‘Du, du liegst mir am Herzen’ ‘Vivant omnes hi et hae’, enz., het meest evenwel Duits. Overwegend Duits! Maar misschien was dat wel mede ten pleiziere van de Oostfriese en Bentheimse studenten, die toen in Groningen nog veelal theologie studeerden.
Hoe het zij: de Liederenbundel 1951, met zijn vele Noord- en Zuidnederlandse liederen, maakt een vrijwat nationalere en nederlandslievende indruk, zonder nochtans chauvinistisch te zijn.
Dr H.P.S.