** Geestelijke armoe
In een veelszins voortreffelijk boek, dat de niet onaardig gevonden titel ‘Om het behoud van ons bestaan’ draagt, heeft Prof. Dr Fred. L. Polak, verschillende vragen en problemen besproken, die voor het A.N.V. van zeer bijzondere betekenis zijn.
Natuurlijk geldt dat niet in gelijke mate van alle hoofdstukken.
Daar zijn er bij, die te technisch zijn, dan dat de gewone lezer daar nu genoegen in zal vinden om ze te lezen. Maar daar zijn ook hoofdstukken, vooral in het begin van het boek, die zonder twijfel onze volle aandacht kunnen en moeten hebben.
In zijn ‘Ter verantwoording’ verontschuldigt de schrijver zich, dat hij tot ‘bundeling’ van deze ‘losse voordrachten’ en artikelen is overgegaan.
Wij willen die verontschuldiging gaarne aanvaarden of ook wel, naar dat zo uitkomt, met 'n korreltje zout nemen, maar zijn toch maar heel blij en heel dankbaar, dat de knappe socioloog deze ‘cultuursociologische voorstudies’, zoals hij ze genoemd wil hebben, heeft samengevoegd en ze niet ontoegankelijk heeft laten blijven voor het grote publiek. Dat leest nu eenmaal niet alle tijdschriften en ze bewaren doet het nog minder. Samengevoegd in een boek blijven dergelijke artikelen bewaard en kunnen ze nog weer, indien nodig, worden opgeslagen en geraadpleegd.
Wij aarzelen niet om dit één van de beste geschriften te noemen, die in de laatste tijd in de Nederlandse taal zijn verschenen.
* * *
Dat de schrijver bekend staat om de gave, de problemen scherp te kunnen stellen en zijn gedachten helder te formuleren is mede een oorzaak, dat hier op het gebied van de taal een goed voorbeeld is gegeven.
Ook op wetenschappelijk gebied is het niet alleen van betekenis wat men schrijft, maar ook, hoe men schrijft.
En in dit boek heeft Prof. Polak aan velen een lesje gegeven, hoe het kan en hoe het moet.
Dat hij daarbij af en toe een weinig ondeugend is en met nauwelijks verholen ironie heel vriendelijk rake dingen schrijft, ook aan het adres van hen, die ‘de wetenschap’ beoefenen, zullen wij hem allerminst kwalijk nemen.
Hoeveel eerbied wij mogen hebben voor alles wat oud en eerbiedwaardig is, wij hebben een afkeer van ‘heilige huisjes’ en beschouwen ons zelf helemaal niet als ‘Vandalen’ als we die onderstboven halen.
Wij slaken alleen de verzuchting, dat er nog steeds van die ‘sta-in-de-wegs’ in onze Nederlandse samenleving te veel zijn.
* * *
Maar we willen de aandacht van onze lezers niet langer gespannen houden, dan noodzakelijk is.
Het eerste hoofdstuk zet al zo goed in.
‘Onze geestelijke armoede’ heet het.
Wat Polak daaronder verstaat? Ziehier:
‘ik bedoel daar, ditmaal, niet mee de dreigende achterstand van onze wetenschap en research, van ons algemeen vormend, resp. maatschappelijk of hoger onderwijs, dan wel van onze vakopleiding. Noch de mogelijke achteruitgang van het gemiddelde gehalte van onze hoogleraren of van onze vaktijdschriften en wetenschappelijke publicaties.’
Voor de argeloze lezer hebben wij ‘ditmaal’ en ‘mogelijke’ een beetje beter laten uitkomen. In des schrijvers tekst is dat niet gedaan. Wij deden dat om de ietwat spottende toon een scherper toets te geven, om te voorkomen, dat ze U zou kunnen ontgaan.
We lezen deze zin nog eens en vinden hem dan kostelijk.
Zulk een schrijver durft.
Wij moesten er binnen ons cultuurgebied meer zo hebben.
Maar als Polak verteld heeft, wat hij niet onder onze geestelijke armoe wil hebben verstaan, althans voor ‘ditmaal’ niet, dan geeft hij zijn gedachten in een zeer positieve vorm:
Onder ‘geestelijke armoede’ moge ik hier in het algemeen verstaan een bedenkelijke vervlakking van ons Nederlandse geestesleven, een on afgebroken inkrimping van onze vroegere rijkdom aan cultuurnuances, een vergroving ten slotte van eertijds toch, dunkt mij, veelal meer verfijnde discussie-methoden.
Weer hebben wij uit de wat vlakke woordenrij enkele gedeelten een donkerder tint gegeven. Zo spreken ze beter tot wie ze verstaan wil en nog verstaan kan.
Wij zullen ten slotte het nog scherper stellen.
Het gaat bij het vaststellen van onze geestelijke armoe om: vervlakking, inkrimping, vergroving.
Ons dunkt, hier worden harde waarheden gezegd.
Tot dat vervlakte, verschrompelde, vergroofde Nederland.
Maar ook tot de leden van ons A.N.V., die misschien nog met een ‘ik dank U Heer, dat ik niet ben als die tollenaar’, hun eigengereid Farizees hart trachten te sussen.
Wie indut, moet zich in de wereld van vandaag niet verwonderen, als hij, wakker wordend, ziet dat zijn schatten geroofd zijn en hij met stomme verbazing en verdwaasd gezicht op zijn pover bezit zit te kijken.
Maar over een en ander 'n volgende maal.