[Maart 1951]
** Aangepast aan de nieuwe tijd
Het A.N.V. heeft een belangrijke verandering ondergaan en het lijkt ons goed daarop in ons maandblad de aandacht te vestigen.
De bouw van het Verbond was wel heel streng logisch opgezet, maar was wat zwaar.
We hadden leden, die al of niet georganiseerd waren in afdelingen; afdelingen, die weer groepen vormden en groepen, die haar samenvatting vonden in het Verbond.
Zo waren er dus verschillende onderdelen, ieder met een bepaalde werkingssfeer en ieder met een bestuur.
Op deze wijze moest heel wat tijd besteed worden aan de ‘organisatie’. Tijd, die ten slotte afgenomen moest worden van die, welke bestemd was voor de o.i. belangrijker arbeid om het doel, waarvoor het A.N.V. werd opgericht, te bereiken.
Die wat logge organisatievorm was misschien nog bruikbaar in een kalmer tijd, dan we tegenwoordig beleven; thans kan dat eenvoudig niet meer. Er moet vlot en zakelijk kunnen worden gewerkt.
Bij de laatste wijziging van de statuten - we zouden misschien beter kunnen spreken van ‘nieuwe’ statuten - en van het huishoudelijk reglement is de grondslag gelegd voor een vorm van het A.N.V., die meer past bij de inrichting, die in onze tijd voor een dergelijke organisatie onontbeerlijk is.
Het zwaartepunt van de arbeid is gelegd in de afdelingen, waar de leden elkander kennen en waarin zij op een voor iedere streek geëigende wijze kunnen werken in de richting van het algemene doel.
Dat is de grote betekenis van de afdelingen, die daardoor in belangrijkheid hebben gewonnen en die belangrijkheid heeft een duidelijke onderstreping gekregen, door de statuaire bepaling, dat zij bij een voldoend ledental een zetel kunnen krijgen in het verbondsbestuur.
Hierdoor is er een meer onmiddellijk contact tussen het afdelingswerk en de leidinggevende arbeid van het verbondsbestuur.
Wij meenden hierop even de aandacht te moeten vestigen en de nadruk te moeten leggen.
Wij verwachten, dat deze verandering in de bouw van het A.N.V. in het wezenlijk belang zal zijn van ons Verbond en wij zouden de Afdelingen met ernst willen aansporen om met spoed tot ledenwerving over te gaan en mogelijk tot stichting van nieuwe afdelingen, die dan te harer tijd eveneens een afgevaardigde zouden kunnen krijgen in het Verbondsbestuur.
Er zijn nog al te veel zogenaamde ‘verspreide’ leden. Wij weten, dat dezen vrienden van het Verbond zijn, maar al wie in de verstrooiïng leeft, moet toch wel eens behoefte gevoelen aar een ‘samen’leving. Zonder die, kwijnt de echte belangstelling voor het Verbond.
'n Bloeiend afdelingsleven alleen kan meewerken tot een opgewekt verbondsleven.
En dat is de beste waarborg voor de levens- en groeikracht van het A.N.V.