Brussel
Een 60-tal leden en Verbondsvrienden gaven gevolg aan de uitnodiging van het Bestuur tot een geleid bezoek aan het Brussels Stadhuis, dat op Zondag 19 November plaats had.
Het was de heer Theo Bogaerts, gemeenteraadslid, tevens bestuurslid der afdeling, die de bezoekers in het Kabinet van de Wethouder van Financiën op hartelijke wijze verwelkomde. Om zijn toehoorders een juister denkbeeld te geven van al wat in het Stadhuis aan historische en betekenisvolle data herinnert, wijdde hij enkele bondige beschouwingen aan het verleden en de ontwikkeling der hoofdstad, waarna het eigenlijke bezoek een aanvang nam.
De Verbondsleden werden rondgeleid in de met prachtige wandtapijten versierde Kabinetten der Wethouders, waar ook vele mooie schilderijen en waardevol beeldhouwwerk te zien zijn. Zij bezochten vervolgens het met oude stadsgezichten en hun plattegrond opgeluisterde Kabinet van de Burgemeester, de merkwaaridge Grangé-galerij, dagtekenend uit de jaren 1720, de vorsten voorstellend die van 1500 tot 1700 over de Nederlanden hebben geregeerd, de weidse Maximiliaanse Zaal met haar vier indrukwekkende wandtapijten, behorend tot de reeks ‘Het Leven van Clovis’, waarvan de tekening ontworpen werd door Ch. Lebrun, schilder van Lodewijk XIV.
De rondgang was hiermede nog niet ten einde. De bezoekers werden nog in de ruime Trouwzaal binnengeleid, waar in de vakken der zoldering de wapenschilden der vroegere gilden prijken, en op de kraagstenen der steunbalken de echt Nederlandse namen voorkomen van de zeven symbolische geslachten der stad: de Sleeuws, de Sweerts, de Steenwegs, de Serroelofs, de Serhuygs, de Coudenbergs en de Rodenbekes.
De Grote Vergaderzaal der Staten van Brabant, waar thans de gemeenteraad zitting houdt, werd evenmin vergeten. Merkwaardig zijn vooral de wandtapijten, taferelen uit het leven van Brabantse hertogen en de troonsafstand van Keizer Karel voorstellend, en de mooie zolderbeschildering, uitgevoerd door de Brusselse kunstenaar Victor Janssens (1658-1736), een mythologische verzinnebeelding van de macht, aan het hertogdom Brabant geschonken.
Wat in dit merkwaardige Stadhuis de Verbondsleden wel het meest zal hebben getroffen zijn de oude Nederlandse teksten en opschriften, die men er bijna overal aantreft, wel een afdoend bewijs van het feit hoe door-en-door Nederlands de Belgische hoofdstad in vroeger eeuwen is geweest.
Het was bijna half twaalf geworden toen op de eretrap der eerste verdieping de opgetogen bezoekers afscheid namen van hun gids en leidsman, de heer Theo Bogaerts, die menige leerrijke bijzonderheid verstrekte over de kunstschatten waaraan het Brussels Stadhuis zo rijk is, en zich meteen als een uitstekend kenner van de ‘Princelijcke Stede’ openbaarde, hetgeen wel menigeen zal hebben verrast, die hem alleen als een begaafd letterkundige en journalist kende.
M.v.G.