[Januari 1951]
** De zee is uw geweer
In meer dan éen geschrift, waarin gehandeld wordt over het Nederlandse volkskarakter, wordt op de invloed, die de zee daarop heeft gehad en nog heeft, gewezen.
Die invloed is trouwens maar al te duidelijk.
Om die te zien behoeft men geen diepgaande studie te maken.
Niet ten onrechte worden deze landen ‘de lage landen bij de zee’ genoemd. Daardoor geeft men aan het bijzonder karakter van dit land wel enige nadruk.
'n Vergelijking van de kaart van Nederland, zoals het nu is, met een van de toestand uit de eerste jaren onzer jaartelling, doet zien, hoe in de worsteling met het water de bewoners van ons land het hebben veroverd op de zee.
Het is 'n gestage worsteling geweest tussen de mens en het water.
In dit opzicht is het Zeeuwse devies ‘Luctor et emergo’ wel in de eerste plaats goed Zeeuws; maar daarnaast mede van toepassing op een groot deel van Nederland.
* * *
Maar bij het verzet tegen het water is het niet gebleven.
Dat water is ons element geworden.
De Nederlander heeft er zich volkomen mee vertrouwd gemaakt. Hij heeft er zijn brood op verdiend. Hij heeft de zee leren bevaren in allerlei tichtingen onder allerlei omstandigheden. Onze vissers zijn bekend. Onze slepers beroemd. Terecht sprak jan de Hartog hierbij van ‘Hollands Glorie’. Zijn boek, - we laten in het midden of het als roman aan alle eisen voldeed - is gelezen en herlezen. De ‘mannen van Sliedrecht’ zijn in de wereld vermaard. Onze koopvaardij bracht welvaart. Ze was tevens de kweekplaats van matrozen voor de oorlogsvloot. Namen als Tromp - de schepper van ons zeewezen -, Piet Hein en De Ruyter, die voor vele jaren aan onze vloot haar stabiele vorm van organisatie gaf, hebben voor jong en oud een bijna magische betekenis. Haar traditie heeft zich voortgezet tot in de tweede wereldoorlog, toen Karel Doorman in de slag in de Java-zee de beste eigenschappen van de Nederlandse zeeman heeft laten zien in zijn ondergang tegen een overmachtige en beter bewapende vijand. Wij denken ook, en niet in de laatste plaats, aan de bemanningen onzer reddingsboten, onze stoere, onverschrokken ‘zeeridders’.
* * *
Hier hebben we met 'n waarlijk Nederlandse traditie te doen. Wie slechts bladert in de geschiedenis, komt onder de indruk van dat (sterke) ras van Nederlandse zeelui, die overal ter wereld op alle zeeën de vlag van Nederland hebben gebracht en veelal hooggehouden.
Wij denken aan ons rampjaar 1672.
Toen de zee de enige plaats was en bleef, waar wij de vijanden, die ons nationale bestaan bedreigden, de baas bleven.
Uit die tijd dagtekende het toen algemeen bekende gedichtje, overigens zonder pretentie:
’De leeu vecht met de klau,
de stier gebruijckt den horen,
Het peerd slaet met den roet,
een haen met felle sporen.
* * *