Neerlandia. Jaargang 40
(1936)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
Christiaan Johannes Joubert.
Johann Friedrich Bernhard Rissik.
| |
Zuid-AfrikaHet Gouden Jubileum van de goudstad JohannesburgEr zou geen aanleiding zijn om te schrijven over het feit, dat een stad, slechts vijftig jaren oud is - een onbeteekenende leeftijd voor een stad - ware het niet, dat het ontstaan van een der wereldsteden in Zuid-Afrika, als een paddestoel in het eenzame veld van den Zuidafrikaanschen boer verrezen, in het leven van de afstammelingen der voortrekkers uit de Kaap, onze stam- en taalgenooten, van groote beteekenis is geweest en bovendien een landgenoot, Johan Rissik, mede in de stichting een rol heeft gespeeld. Moeite hebben de Afrikaners niet gedaan om zich de eer van de ontdekking van goud in hun land te geven, totdat na een eeuw een sluier is opgelicht en de namen Bronkhorst, Marais, Bantjes, Oosthuizen, Struben en Ackermann als zoodanig zijn vastgesteld. Dat het juist op de kale velden moest zijn, waarheen de afstammelingen van de Kaapsche trekkers rust waren komen zoeken voor hun veel geplaagd bestaan, dat een stad moest verrijzen, van waar de aanslag op hun onafhankelijkheid werd gesmeed, is wel tragisch. De goudstroom heeft den Afrikaner geen geluk gebracht, maar aan het stoere volk zijn onafhankelijkheid gekost en de waardevolle ‘plaatsen’ gingen in handen van de uitlanders over, die er schatten hebben uitgehaald. De machtige goudstad met zijn half millioen inwoners en meer dan 40 voorsteden werd het middelpunt van den onmetelijk rijken Witwatersrand, waar thans onder feestgedruisch wordt gejubeld. Maar tevens is deze de plaats, waar de meeste Afrikaners bijeen wonen - men schat een 70.000 - zoodat zij hun rechten kunnen opeischen, zoovele jaren verzwolgen in den machtigen zuigenden Engelschen stroom. De commissie, door de regeering op 3 Augustus 1886 naar de pas ontdekte goudvelden van den Witwatersrand gezonden om een verslag uit te brengen en een keuze te doen voor de stichting van een dorp, bestond uit de heeren Christiaan Johannes Joubert, Hoofd van het Mijnwezen en Johann Friedrich Bernhard Rissik, waarnemend Land- | |
[pagina 247]
| |
meter-Generaal, wier keuze op ‘Randjeslaagte’ viel, terwijl Johannes Petrus Meyer, veldcornet van de wijk Kliprivier, gesteund door vele honderden petitionisten op de plaats ‘Doornfontein’ van Frederik Bezuidenhout de aandacht vestigde. Maar niettemin verscheen op 8 Sept. 1886 de proclamatie van de regeering, die tot publieke delverijen verklaarde de plaatsen ‘Driefontein’ (op 20 Sept. 1886), ‘Doornfontein’ en ‘Turffontein’ (27 Sept.), den gouvernementsgrond ‘Randjeslaagte’ en de plaats ‘Langlaagte’ (4 Oct.), ‘Paardekraal’, ‘Vogelstruisfontein’ en ‘Roodepoort’ (op 11 Oct.). De Staatssecretaris droeg den Landmeter-Generaal op een inschrijving te openen voor het opmeten van 600 standplaatsen op de plaats ‘Randjesfontein’ van de Witwatersrandsche goudvelden en daar deze ambtenaar met verlof was, trad als zoodanig op onze landgenoot Johan Rissik. De inschrijving van Josias de Villiers werd 5 October aangenomen en hem medegedeeld: ‘het door U uit te leggen dorp zal den naam dragen van JOHANNESBURG’. Ofschoon de vaststelling van namen van dorpen bij den Uitvoerenden Raad berustte, had deze - overladen met moeilijke problemen, politieke zoowel als andere - de keuze aan het kantoor van den Landmeter-Generaal overgelaten. En wanneer wij nu mededeelenGa naar voetnoot1), dat die naam Johannesburg werd gekozen naar de voornamen van Rissik en Joubert, dan volgen wij de verklaring van Von Wielligh zelve, den archivaris Jhr. P.L.A. Goldman, Charles Cowen in zijn werkje: ‘Johannesburg the Golden Centre of South Africa’ (1889), Jan Eloff, destijds klerk bij den eersten Mijncommissaris, het blad de Pretoria News en ten slotte den ambtelijken brief van den wnd. Staatssecretaris T.J. Krogh van 26 Februari 1896 aan den Consul van Zwitserland te Pretoria Karl Fehr, die op verzoek van de Zwitsersche regeering, naar de herkomst van den naam vroeg en aan wien werd medegedeeld, dat: ‘dit dorp werd genoemd naar den heer Johan RissikGa naar voetnoot2), den tegenwoordigen Landmeter-Generaal, die, toen het dorp werd uitgelegd, Eerste Klerk was op het Departement van den Landmeter-Generaal en door wien de standplaatsen werden opgemetenGa naar voetnoot3), en tevens naar het Hoofd van Mijnwezen, den heer Christiaan Johannes Joubert’. De geboortedag van Johannesburg was dus 4 October - de dag van de proclamatie van ‘Randjeslaagte’ tot publieke delverij. Op 5 October werd de naam voor het eerst gebezigd, op 4 Nov. kreeg zij door de aanstelling van een specialen landdrost (C. von Brandis) de status van dorp en op 8 December 1886 werden de standplaatsen in openbare veiling verkocht. ‘De ontdekking van den Witwatersrand was de eerste bijlslag aan den wortel van onze onafhankelijkheid’ waren de woorden van P.R. Viljoen. De goudstroom heeft veel weelde en opbloei met zich gebracht. Of deze echter den Afrikaner tot een zegen is geweest, is een andere vraag. De stichting van de goudstad blijft als een sprookje in den modernen tijd en de naam o.a. van den Nederlander Johan Rissik daarmede verbonden. FRED. OUDSCHANS DENTZ. |
|