Nederland
Het Friesch als voertaal bij het Onderwijs
Voor de tweede maal heeft de Tweede Kamer het voertaalvraagstuk bij het onderwijs besproken. Ging het eenige jaren geleden over volkstalen op Sumatra, thans kreeg het Friesch een beurt. De aandachtige lezer van de Kamerverslagen zal hebben opgemerkt, hoe de houding der Regeering geheel verschillend is: Wat de Sumatraansche talen betreft, verdedigend; wat het Friesch aangaat, afwijzend.
Hoe deze zeer uiteenloopende beslissing der Regeering te verklaren?
Wat Sumatra (Minangkabau, Atjeh, b.v.) betreft, had men te doen met bestaande talen met eigen literatuur; de door de Regeering aldaar voorgeschreven voertaal was het Riouwsch Maleisch, een geheel vreemde taal op Sumatra's Westkust. En het mooiste was nog, dat de Inlandsche leerkrachten daar, geheel in strijd met de bestaande voorschriften, zeker bij het volksonderwijs het Minangkabausch als voertaal bij het onderwijs bezigden, vanzelf sprekend, want geen der kinderen begreep iets van het Riouwsch Maleisch.
Het zou dan ook van zeer weinig paedagogisch inzicht getuigen, indien schooltoezicht en Regeering geen verandering in den bestaanden toestand hadden gebracht.
Het volksonderwijs dient inde moedertaal gegeven te worden. Aan dezen natuurlijken eisch is dan ook gelukkig sedert eenige jaren voldaan.
Logisch zou het zijn, wanneer de Regeering thans in Nederland was tegemoet gekomen aan den uitgesproken wensch: in Friesland het Frieesch als voertaal op de volksscholen in te voeren. Doch, terecht, werden zeer belangrijke andere beweegredenen te berde gebracht om de niet-inwilliging te verklaren.
Die twee millioen Minangkabauers komen slechts voor een zeer klein gedeelte met de buitenwereld in aanraking: ieder gewest zorgt tegenwoordig voor zijn eigen ambtenaren, onderwijzers, enz.