Neerlandia. Jaargang 40
(1936)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdZuid-AfrikaHandhaving en versterking der cultureele betrekkingen tusschen Nederland en Zuid-Afrika door Prof. G. BesselaarNederlander van geboorte en opvoeding, Zuid-Afrikaner door zijn verblijf en arbeid in Zuid-Afrika gedurende de mooiste 30 jaren van zijn leven. In Prof. Besselaar leven de beste eigenschappen van het Nederlandsche ras, zooals deze hier en in Zuid-Afrika zuiver bewaard zijn. Aldus is hij een der belangrijkste schakels tusschen beide landen. Altijd is zijn streven gericht geweest op samenwerking der beide landen in beider belang, n.l. voor Nederland om uit het jonge Zuid-Afrika nieuw leven te ontvangen voor zijn oude cultuur en voor Zuid-Afrika, om zich te voeden en te versterken met de voortbrengselen der beschaving van het oude stamland, teneinde de eigen jonge beschaving ge- | |
[pagina 164]
| |
hard te kunnen maken tegen de inwerking van, en tenslotte de overmeestering door de Engelsche cultuur. Op een reis in Zuid-Afrika in het vorige jaar heeft Prof. Besselaar zijn indrukken verfrischt, en, teruggekeerd in Nederland, heeft hij er vorm aan gegegeven door samenstelling van een overzicht van hetgeen hij noodig acht, en ook door ons Verbond nagestreefd wordt, te bereiken. Daaraan danken wij zijn belangwekkend artikel in het Tijdschrift van het Koninklijk Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap van Mei 1936. Het is zeer noodig dat de Nederlanders van dit artikel kennis nemen, want nog altijd is het aantal groot van hen, die, wanneer sprake is van Zuid-Afrika, alleen denken aan ‘de Transvaal’ en ‘de Boeren’, met flambard, baard, pijp, mauser, hooge laarzen en dierenhuiden, zich derhalve niet kunnen voorstellen, dat daar aan de andere zijde van den evenaar een jong volk worstelt om een eigen cultuur te vormen, wel anders dan de Nederlandsche, maar nauw daaraan verwant. En de overwinning is verzekerd indien, zooals thans flink op gang is, in Zuid-Afrika de overtuiging doordringt dat daarvoor kennis van de Nederlandsche taal en de Nederlandsche letterkunde onmisbaar is. Het Algemeen Nederlandsch Verbond is prof. Besselaar dankbaar voor zijn raadgevingen en het hoofdbestuur zal het mogelijke doen om er gevolg aan te geven. Maar twee dingen zijn daarvoor in de eerste plaats noodig:
1o. geld;
2o. een goede organisatie in Zuid-Afrika.
Wat het eerste betreft, is de toestand thans uiterst zorgvol, en wat het tweede aangaat, kunnen wij slechts hopen dat onze onafgebroken pogingen gedurende vele jaren eindelijk vruchten zullen dragen. In ons artikel in 't Mei-nummer, ‘vraagstukken in het A.N.V.’ is ook aan dit vraagstuk de noodige aandacht gewijd. d.K. |
|