liever van Sint Eustatius) slechts ter loops de aandacht vestigen; ik heb gemeend te moeten volstaan met (in de tweede alinea van mijn artikeltje) het in 1934 verschenen Curaçaosche gedenkboek te noemen, waaraan ook prof. Knappert heeft medegewerkt en dat een litteratuurlijst bevat, waarin natuurlijk ook het door prof. Eerdmans genoemde werk opgenomen is.
Bij hetgeen ik volgen liet, aangaande de bemoeiïngen van wijlen den heer Van Kol en de daarna ingetreden verslapping der moederlandsche belangstelling, heb ik niet meer gedacht aan de historische belangrijkheid der Bovenw. eilanden, maar aan hun tegenwoordige nooden en behoeften. In dit verband noemde ik wèl eenige reisbeschrijvingen van den lateren tijd - en het recente artikel van den heer De Brauw - maar niet de publicaties van zuiver historische beteekenis in hedendaagsche Nederlandsche tijdschriften, van prof. K. en van anderen.