Mej. L. Slothouwer.
Ik weet niet hoe lang mej. Slothouwer daar geweest is, maar onze bovenwindsche eilanden zonder mejuffrouw Slothouwer kunnen wij ons moeilijk voorstellen. Dat is niet alleen met ons zoo, maar ook met de Sint-Maarteners.
Er bestaat een blaadje De bovenwindsche stemmen, wellicht het eigenaardigst maandblad in Nederland binnen en buiten Europa, dat nu al anderhalf jaar zonder missen maandelijks verschijnt op St. Maarten, uitgegeven door den heer W. Netherwood; in no. 17 daarvan wordt de lof gezongen van mej. Slothouwer bij haar overplaatsing naar Curaçao, als hoofd van de meisjesschool. Die overplaatsing of liever dat vertrek van St. Maarten, waar zij zeker twaalf jaren lang als leidsvrouwe der jeugd en als vraagbaak der ouderen een vooraanstaande plaats heeft ingenomen, verdient ook in Neerlandia vermelding, omdat zij er vele jaren het A.N.V. heeft vertegenwoordigd en op waardige wijze de schakel is geweest tusschen het moederland en het Engelsch-sprekende gebiedsdeel.
Men is geneigd, aldus de schrijver in De bovenwindsche stemmen, om het goede te aanvaarden als iets vanzelfsprekends, tot men het missen moet en dat is dan als een wreed ontwaken. Zoo had men zich voorgesteld, dat mej. Slothouwer altijd blijven zou, en nu is zij met acht dagen weg. lederen ochtend kon men haar al vroeg op haar post vinden, en zij bleef werken tot in den nacht. Haar plichtsbesef was aan iedereen bekend; ieder kwam ervan onder den indruk. Al haar doen en laten, ook dat buiten de school, kenmerkte zich door een krachtig verantwoordelijkheidsgevoel. Voor velen was zij een goede vriendin, een wijze raadgeefster, vriendelijk en bedachtzaam, altijd gereed om de belangen der gemeenschap te dienen.
Herinnerende aan de mej. Slothouwer ten deel gevallen onderscheiding in haar benoeming tot ridder in de Oranje-Nassau-orde, zegt de schrijver, daarmee kenschetsend de kleine bovenwindsche gemeenschap, ‘wij allen verheugden ons destijds in de eer, mej. Slothouwer bewezen’.
‘St. Maarten zal armer zijn als mej. Slothouwer vertrokken is. Het is daarbij een troostende gedachte, dat de plaats, waar zij zoo lang geleefd en gearbeid, heeft,zeker een plaats in haar hart zal behouden.’
F