Neerlandia. Jaargang 38
(1934)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCuraçao 1634-1934 - De herdenking in de Ridderzaal.Was 1933 het jaar van de herdenking der geboorte van Willem de Zwijger, welke allerwege waar Nederlandsche harten kloppen een opleving van het nationaal bewustzijn en versterking van het saamhorigheidsgevoel heeft ten gevolge gehad, 1934 mag daartoe bijdragen door een eeuwfeest, dat de volkskracht en den ondernemingsgeest onzer voorvaderen nog eens krachtig in het licht stelt, de natuurlijke ontplooiïng van een natie, die na veeljarige worsteling zijn zelfstandigheid zag bevestigd, waarvoor de Vader des Vaderlands de grondslagen had gelegd en goed en bloed had geofferd. Het feit, dat 300 jaren geleden Curaçao Nederlandsch gebied werd, beheerscht dit jaar het Nederlandsch nationaal gevoel en 2 Juni heeft in de vermaarde Ridderzaal te 's-Gravenhage, het voormalige middeleeuwsche grafelijke slot, de eerste herdenking plaats gehad in tegenwoordigheid van H.M. Koningin Wilhelmina, H.K.H. Prinses Juliana en vele regeeringspersonen en andere hoogwaardigheidsbekleeders, Verder waren er belangstellenden uit velerlei kringen, waarvan de Curaçaosche ‘kolonie’ in 's-Gravenhage en de Curaçaosche oud-gasten afzonderlijk vermelding verdienen. Alle Nederlanders in Europa en de Ned. overzeesche gebieden konden langs radiografischen weg oorgetuigen zijn van de plechtigheid. Nadat de vorstelijke gasten onder de tonen van het door de Kon. Mil. Kapel aangeheven Wilhelmus door de herdenkingscommissie waren binnen geleid en hadden plaats genomen, betrad de heer P.J. de Kanter als voorzitter der regelingscommissie het voor den troon opgestelde spreekgestoelte om allereerst H.M. en H.K.H. eerbiedig dank te zeggen voor Haar aanwezigheid, die een bijzondere wijding gaf aan de herdenking. Spreker gaf in zijn openingsrede uiting aan het gevoel, dat alle saamgekomenen bezielde: te getuigen van het vurig verlangen het schoone Rijk der Nederlanden als een onverbrekelijke eenheid over te geven aan de geslachten, die na ons komen, tot heil der volken en volksgroepen, die in het Rijk gevestigd zijn, en tot roem van ons vaderland. Hij doordrong allen van den plicht, er voortdurend op bedacht te zijn de geestelijke en economische banden tusschen het Moederland en de andere gebiedsdeelen te versterken en alles in het werk te stellen om welvaart en beschaving voor elk der volken, die in het Rijk gevestigd zijn, naar eigen aard te bevorderen. En voor de Antillen, liggend onder den magnetischen invloed van Amerika, heeft Nederland te dien opzichte een bijzondere taak. Aan handel en nijverheid en andere bronnen van welvaart moet daarom de grootste aandacht worden geschonken. De heer De Kanter eindigde zijn met groote aandacht gevolgde rede aldus: ‘De geschiedenis van Curaçao leert ons, dat ook daar fouten gemaakt zijn. Wij kunnen deze nochtans met een zekere berusting aanvaarden, wanneer blijkt dat zij ons iets geleerd hebben, n.l. dat zij zich in geen geval herhalen mogen. Maar ook is in die geschiedenis menige bladzijde geschreven, die ons met trots vervult en ons prikkelt tot navolging. Wij herdenken hierbij den ondernemingsgeest en den moed onzer voorvaderen die, met hun toch zoo bescheiden hulpmiddelen, onder groote ontberingen en met veel tegenspoed, het schoone koloniale Rijk opgebouwd hebben, waarmede ons Vaderland groot geworden is. ‘Wij allen, hier vereenigd, daarbij zeker handelende in den geest van het geheele Nederlandsche volk, zenden onze hartelijke groeten aan Curaçao, waar de bevolking zich opmaakt om feest te vieren ter eere van den 300sten gedenkdag, en beloven alles te zullen blijven doen wat in ons vermogen is om in trouwe samenwerking de be- | |
[pagina 94]
| |
langen van de Nederlandsche Antillen te behartigen’. Spr. las daarop een tweetal telegrammen van Gouverneur Van Slobbe voor, een aan den Minister-President gericht, en het andere aan de herdenkingscommissie, waarin Z.Exc. de verzekering gaf dat Curaçao er trotsch op is deel uit te maken van het Rijk, waarmede het zich onwrikbaar verbonden voeltGa naar voetnoot1). Daarna bood de heer De Kanter aan H.M. de Koningin en de heer R. Zuyderhoff (voorzitter van Oost en West) aan H.K.H. de Prinses de door de Kon. Begeer geslagen gedenkpenning in goud aan, van welke wij in ons vorige nummer een afbeelding gaven. Alsnu verkreeg Prof. Dr. L. Knappert het woord tot het uitspreken der herdenkingsrede, welke hij aanving met een omschrijving van vaderlandsliefde, ‘die nietDe herdenking in de Ridderzaal. Aan de tafel: H.M. Koningin Wilhelmina en H.K.H. Prinses Juliana, er achter Haar gevolg en eereleden en leden der herdenkingscommissie. Voor het spreekgestoelte: de heer P.J. de Kanter, die de openingsrede, geheel links prof. dr. L. Knappert, die de herdenkingsrede hield.
lief heeft, omdat zij haar land beter dan welk ander ook achten zou, maar ómdat het het eigen land is, het welbekende, het innig vertrouwde, waarin wij leven en ons bewegen, van zijn geest doortrokken, van zijn sfeer omhuld, het land onzer taal, onzer geschiedenis, het ‘kleine land met zijne groote schoonheid’. Toen liet hij voor het kleine gebied, dat dit jaar onze gedachten zoo bezig houdt, de historie spreken in ‘heiligen waarheidszin’, want ‘zij alleen verheft geschiedenis tot de hooge leidsvrouw, die opvoedt en wijsheid aandraagt; zij alleen wijdt haar tot profetes, die verootmoedigt, maar dan ook uit 's werelds duist're wolken doet hopen op een rijzend licht’. De geleerde spreker gaf verleden en heden hun eisch en bracht dankbaar hulde aan het A.N.V. voor wat het door zijn Groep Nederlandsche Antillen en zijn Afd. Boekverspreiding voor de ontwikkeling en beschaving van dit overzeesch gebied deed en blijft doen, een gedeelte van de aflossing der eereschuld, die elke koloniale mogendheid uit oude tijden rest. Spr. opende ook een vergezicht: de luchtverbinding tusschen Nederland en Curaçao, die niet kan uitblijven, nu Ned.-Indië dat groote voorrecht reeds geniet. Ook voor de Antillen de ‘nieuwe zendingsmethode, de ons toevertrouwde onderdanen, blank en bruin, tot telkens rijker zegen’. Het was jammer, dat in het hooge gewelf der omvangrijke ridderzaal vele dezer gulden woorden, van welke wij hier de voornaamste hebben aangestipt, verloren gingen of slechts vaag tot de toehoorders doordrongen en de verre ‘luistervinken’ er vermoedelijk meer van hebben genoten. Niet aldus deden het de klanken, die van de gaanderij zooveel hebben bijgedragen tot de wijding van dezen gewichtigen Zaterdagmiddag. Hoe plechtstatig galmden de koperblazers de Symphonia Sacra over de hoofden der aandachtige luisteraars en hoe wijdingsvol vertolkte de Kapel onder leiding van zijn bekwamen directeur, Kapt. Walther Boer, Valerius'-gebed: O, Heer, die daer des Hemels tenten spreidt.... En toen na de rede van Prof. Knappert de Haagsche Onderwijzers-Zangvereeniging in voortreffelijker samenzang uit den vermaarden Gedenckclanck nog een paar liederen ten gehoore bracht, zond de zon, die buiten een eersten zomerdag deed gloriën, lichtbundels door het kleurige roosvenster en vertolkte de strophe: 't Weer vriend'lick blickt,
Elck is verquickt,
Dat 't God soo schickt,
En ons de Sonne der vrede dus geeft
Tot een bevryding
En tot verblyding
Van al wat leeft,
als 't ware de gelukkige en dankbare stemming, die allen bezielde. Het Wilhelmus, door allen staande uit volle borst meegezongen, besloot op indrukwekkende wijze deze herdenkingsdaad, de eerste. Want nog volgen de onthulling van een gedenkraam, de uitgifte van een gedenkboek en een tentoonstelling in de Gothische zalen te 's-Gravenhage van 1 tot 24 October. Ook daaraan hoopt Neerlandia te zijner tijd verdiende aandacht te wijden. v.S. |
|