Vlaanderen
Onze taal op het doek.
Herhaaldelijk is in ons maandblad gewezen op het vervreemdings- en verbasteringsgevaar, dat voor de taal en den geest in Vlaanderen besloten ligt in het vertoonen van vreemde spreekfilms en het zoo goed als geheel ontbreken van Nederlandsche klankrolprenten. Wat het Vlaamsche publiek in de bioscoopzalen der voornaamste steden te zien en te hooren krijgt, zijn meestal Fransche spreekfilms of in de Fransche taal hermaakte Amerikaansche films. Af en toe krijgt het ook een Duitsche rolprent te zien, welke dan meestal verstaanbaar wordt gemaakt door het drukken van zoogenaamd Nederlandsche teksten op de prent. Deze teksten zijn vaak slordig gesteld en bevredigen, in het beste geval, het taalgevoel van den ontwikkelden Vlaming slechts in onvoldoende mate. Ook het gewone publiek, in de meeste kleinere steden van het Vlaamsche land, keert zich om deze reden van het bioscoopwezen af, met het gevolg, dat de crisis welke het kinemabedrijf doormaakt, in de Vlaamsche gewesten veel scherper wordt gevoeld dan waar elders ook.
Het blijkt echter, dat - naar de knappe Vlaamsche filmbespreker, Joris de Maegt, onlangs in Het Laatste Nieuws wist te melden - eenige te Brussel gevestigde verhuurfirma's van rolprenten, verscheidene films aan het ‘dubben’ zijn, wat beteekent, dat deze films Vlaamsche dialogen krijgen, verzorgd door Vlaamsche tooneelkrachten. De vraag is nu: zullen de extra-kosten aan de Vlaamsche ‘dubbing’ verbonden, loonend zijn? Het antwoord is zeer twijfelachtig, indien het afzetgebied van deze ‘gedubte’ spreekfilms tot het Vlaamsche land alleen beperkt blijft. De kans op welslagen zou natuurlijk veel grooter zijn, indien op dit terrein met Noord-Nederland kon worden samengewerkt. Niet onmogelijk is het dus, dat deze moderne uitvinding, welke een oogenblik een groot gevaar voor het behoud van den Vlaamschen volksaard bleek in te sluiten, tenslotte nog een nieuw toenaderingswerktuig wordt voor al de onderdeden van ons Nederlandsch taalgebied. Maar dan moet het samengaan van Noord en Zuid op dit terrein zich eerst in woorden, die daden kunnen zijn, gaan uiten.