Neerlandia. Jaargang 37
(1933)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
Nederl. IndiëDe Herdenking van Willem van Oranje te Batavia.Aan een brief uit Batavia ontleenen wij het volgende: Ondanks de malaise is het gelukt, een alleraardigsten optocht in elkaar te krijgen. Evenals in '30 opende het A.N.V. wederom den stoet, ditmaal met een keurige ruitergroep: vooraf 5 herauten, daarachter 7 dragers van historische vaandels, zoomede van onzen A.N.V.-standaard met de Dietsche Barken. Daarop had moeten volgen het hoofdmoment van den geheelen stoet: Oranje aan het roer van het schip van Staat der Zeven Vereenigde Gewesten (een symbolische voorstelling van de Unie van Utrecht), waarvoor de heer Le RouxGa naar voetnoot1) zich bijzonder veel moeite had getroost, maar helaas kreeg deze fraaie praalwagen (volgens velen het mooiste stuk van den geheelen stoet!) op het punt van uitgang een gebrek aan den motor, waardoor hij bij het allereerste begin reeds moest uitvallen. Desondanks werd de optocht een groot succes. Bijzondere vermelding verdient de deelneming van honderden padvinders, jongens en meisjes, waarbij de Inlandsche en Chineesche groepen niet achterbleven. Eigenaardig genoeg was ook de Oostersche Groep (Folklore) thans veel grooter en belangrijker dan in 1930; zelfs de Britsch-Indiërs hadden zich ditmaal voor het eerst door eenige versierde auto's doen vertegenwoordigen. Mr. Eekhout, de Voorzitter van de CommissieGa naar voetnoot2), reed met het Inlandsche en het Chineesche lid voorop in een auto met het A.N.V.-vlaggetje; op het Paleis werd de optocht ‘gepresenteerd’ aan den G.G. en Mevrouw De Jonge, die iets dergelijks in dezen malaise-tijd heelemaal niet verwacht hadden en vooral verbaasd waren over de groote deelneming van Oostersche zijde. Van eenige tegendemonstratie van niet-loyale elementen is bij den optocht - evenals bij eenig ander onderdeel der feesten - natuurlijk geen sprake geweest. Van verreweg het meeste belang - zoowel in het algemeenDe Schouwburg in feestlicht.
als voor het A.N.V. in het bijzonder - was echter de groote Nationale Betooging op het Waterlooplein, weliswaar in overleg met de Feestcommissie doch overigens geheel zelfstandig en voor eigen verantwoording, door de Afd. Batavia van het A.N.V., op touw gezet. Dit is geworden tot een gebeurtenis van zoo groote nationale beteekenis als de afdeeling zelf misschien niet had verwacht en voor het grootste deel te danken aan het initiatief en het doorzettingsvermogen van den secretaris der afdeeling Mr. Akkerman, denzelfde die ook in 1930 het initiatief nam tot de openlucht-uitvoering, welke naar de Koningin werd uitgezonden en door Hare Majesteit met een rede beantwoord werd. Deze betooging is tot een daverend succes geworden. Zaterdagavond waren er, ondanks het regenachtige weer, binnen de omheining ruim 2000 menschen aanwezig (leden A.N.V., genoodigden en ieder die er f 0.25 voor over had om op het gereserveerde terrein toegang en een zitplaats te krijgen), terwijl de menigte op het plein buiten de lichte afscheiding op ongeveer 10.000 geschat werd; tot op de verste hoeken van het plein was al wat er gebeurde zichtbaar en - dank zij de luidsprekers - volkomen verstaanbaar. Wij begonnen met droog weer, maar weldra viel een zacht regentje, doch de menschen bleven zitten luisteren naar de muziek; maar juist toen Dr. Meyer Ranneft het woord zou nemen, brak een stortbui los, die het veld in een modderpoel herschiep en het publiek totaal doorweekte. Ondanks dezen tegenslag bleef de goede stemming bewaard en werd het besluit, om de betooging den volgenden avond te herhalen, nog met een luid hoera begroet. Ondanks de teleurstelling en de bedorven kleeren van Zaterdagavond, kwamen de menschen Zondagavond toch - en nu in veel grooteren getale - terug. Op het gereserveerde terrein waren nu een 3000 menschen, terwijl de menschenmassa daarbuiten door de politie op een 40 à 50.000 werd geschat. Nu verliep alles schitterend onder een prachtigen sterrenhemel. Een koele bries deed onze mooie historische vlaggen wapperen in den fellen schijn der daarop geworpen lichtbundels. Dadelijk bij de militaire muziek was de stemming er al in. Nooit heb ik het Wilhelmus zoo hooren zingen als door deze menschenmenigte. In ademlooze stilte werd daarop de kernachtige, prachtig uitgesproken rede aangehoord; ook uit de tienduizenden buiten de omheining, van wie zeer velen toch de Nederlandsche taal niet voldoende machtig moeten zijn geweest om alles goed te begrijpen, klonk geen geluid. Na de rede even een doodsche stilte; daarna brak een minutenlang gejuich en applaus los. De daarop volgende vlaggen-ceremonie zal ik mijn leven lang niet meer vergeten; alle lichten werden gedoofd, ook de verlichting van de andere vlaggen; alleen één sterke stralenbundel werd geworpen op de reusachtige Nederlandsche vlag boven het spreekgestoelte. De militaire ‘ban’ werd geopend; de menigte stond als één man overeind; twee hoplieden der padvinders deden heel langzaam de vlag dalen tot de spreker zijn hand | |
[pagina 105]
| |
er op leggen kon om namens alle aanwezigen onder zachte begeleiding van het Wilhelmus door de muziek dit getuigenis uit te spreken: Betooging van het A.N.V. op het Waterlooplein te Batavia. Dr. J.W. Meyer Ranneft spreekt zijn rede uit.
‘Op dit plechtig oogenblik is het, dat wij, die hier bijeen zijn gekomen om hem te eeren, dien wij thans herdenken, getuigen van onzen vasten wil tot handhaving, tegen wien dan ook, van de eenheid van het Rijk en van het voortbestaan van den Staat, waarvan Willem van Oranje den grondslag heeft gelegd’.Daarna rees de vlag weer statig omhoog, alle lichten knipten weer aan, en donderend werd nu het Wilhelmus Oranjeherdenking te Magelang. Het portret werd door een der onderwijzers van de school geteekend, de rest vervaardigden de inlandsche leerlingen.
door de heele menigte herhaald. Op dit oogenblik was de ontroering zóó groot, dat zelfs mannen hun tranen niet konden weerhouden, terwijl velen toen de spreker van het hooge spreekgestoelte was afgedaald, op hem toesnelden om hem de hand te drukken en te danken voor zijn woorden. Inmiddels vlamden midden op het veld hooge vreugdevuren op, door padvinders ontstoken, terwijl de militaire muziek met fakkels nog een ommetocht om het plein hield, waar de menigte intusschen zoodanig was toegenomen, dat er geen doorkomen meer aan was. Zooals ik al zeide, moet deze plechtigheid blijkbaar ook op de Inlandsche menigte een goeden indruk hebben gemaakt; dit werd mij later ook nog door verschillende vooraanstaande Inlanders uitdrukkelijk bevestigd; een Bataksch hulpprediker zeide bijv.: ‘het eert een volk, om zóó zijn groote mannen te eeren; wij kunnen ons daar geheel bij aansluiten’. |
|