Neerlandia. Jaargang 37
(1933)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Naklank der Willem-van-Oranje-herdenking.De nazaat van den grooten Oranje, Zij, die nu reeds evenveel jaren Nederland regeert als het A.N.V. bestaat, voelde zich gedrongen een persoonlijk woord tot het Nederlandsche volk te richten om Haar voldoening te betuigen voor de wijze, waarop zijn nagedachtenis dit voorjaar is geëerd in en buiten Europa. De overgroote meerderheid van hen, die de Nederlandsche natie vormen, en de vele stamgenooten, die dit jaar hebben deelgenomen aan een of meer der algemeene en plaatselijke herdenkingen, en zich gesterkt voelden door de saamhoorigheid welke allerwegen tot verheffende uiting kwam, zullen ongetwijfeld van een zelfde erkentelijkheid doordrongen zijn. Het koninklijk woord mag daarvan als weerklank gelden. Neerlandia bood geen plaats om zelfs maar een overzicht te geven van de herdenkingen, waaraan ons Verbond en zijn deelen hun gulle medewerking verleenden of die door de onzen zelf werden voorbereid en geleid. Toch moeten nog enkele feiten in Neerlandia worden vastgelegd. Na de grootsche Volkshulde te Delft heeft op 22 April bij het standbeeld van Prins Willem I op het Plein, in tegenwoordigheid der Koninklijke familie, een veelvoudige kranslegging uiting gegeven aan de vereering der Haagsche burgerij. Op de hierbij gaande afbeelding ziet men aan het hek bevestigd den ijzeren lauwer door den edelsmid Zwollo vervaardigd, blijvende herinnering aan de herdenking 1533-1933. Bij de kransen aan den voet van het standbeeld was er een door den voorzitter van ons Hoofdbestuur neergelegd en ook een van onze Afd. 's-Gravenhage. De witte krans in het midden werd door mejuffrouw Middelberg, dochter van den voorzitter der Afd. 's-Gravenhage van de Ned. Z.-Afr. Ver. bij de andere gevoegd en verdient afzonderlijke vermelding, omdat hij was ‘gemaakt deur een gekleurde vrou van die Sendingstasie Elim behoorende aan de Broederkerk Suid-Afrika’. Hij bestond uit Afrikaansche immortellen en bladen, afkomstig van den zilverboom van den Tafelberg. Wij dachten bij deze kranslegging aan Albert Verweys dichtregelen: De stam van 't volk doet nu zijn blaadren ruischen....
Te lang in stilt' hing elk voor zich alleen.
De bladeren van onzen stam hebben tot in de verste oorden, waar Nederlanders of stamverwanten wonen, mee geruischt. Wij denken o.m. aan onze overzeesche gebieden en aan Brussel, Parijs, Londen (waar Prof. Knappert de redenaar was), Roemenië, Genève,.... We kunnen hierover niet in bijzonderheden treden, maar maken voor New York een uitzondering. Op grootsche wijze is daar de nagedachtenis van ‘William the Silent’ geëerd door plechtige bijeenkomsten: kerkdienst, processie, zanguitvoering en redevoeringen o.m. van. den Nederlandschen gezant Dr. Van Royen en den voorzitter onzer Afdeeling Prof. Barnouw. Vele vooraanstaande mannen uit kerkelijke en wetenschappelijke kringen namen aan deze plechtigheden deel. Een onzer leden schreef ons onder toezending van het zeer fraai uitgevoerde programma: ‘Ik heb heel wat feest- en gedenkdagen in Nederland meegemaakt, maar zoo iets grootsch en indrukwekkends als deze heb ik nooit bijgewoond’. Dat programma bevat een prachtig portret van ‘Father William’, waaronder een uitspraak van Motley is gedrukt: ‘He went through life hearing the load of a peoples sorrows upon his shoulders with a smiling face’. Het bevat ook nog een ‘in memoriam’ voor prof. Eekhof, die de herdenking te New York had willen bijwonen. De geheele herdenking geschiedde in het Engelsch, alleen het oude Wilhelmus, dat door alle deelnemers staande werd gezongen, was in het Nederlandsch gedrukt. De heer en mevrouw John T. Scheepers zetten de kroon op de Amerikaansche herdenking door op 29 April ook ter eere van Prinses Juliana een tuinpartij op hun landgoed Paradou te Brookville (Long Island) te geven, waaraan 800 gasten deelnamen.
Nu ons onvergelijkelijk volkslied weer allerwegen tot ver buiten Nederland heeft weerklonken, vestigen we er de aandacht op, dat het in verschillende talen is overgezet en de meening van hen, die beweren dat er alleen een (heel goede) Fransche vertaling bestaat (verleden jaar in de N.R. Crt. opgenomen), herziening behoeft. Zoo heeft een Amerikaansche Nederlandsche, mevrouw M. de Boer, in April een Engelsche vertaling geleverd, die aldus aanvangt: Wilhelm, a Count of Nassau
A German by descent,
My Fatherland so faithful
I'll stay till life shall end.
As Prince of Orange never
Have I the evil feared
The Spanish King, my Liege Lord,
Have I always revered.
Toevallig kwam ons dezer dagen ook een Duitsche vertaling in handen, uit het begin der 17de eeuw. Wij schrijven er uit over het zesde vers, dat meestal met het eerste bij gelegenheden wordt gezongen: (Foto: Van Dodeweerd.)
De kransen en bloemen op 22 April gelegd bij het standbeeld van Willem van Oranje op het Plein te 's-Gravenhage; de witte is die uit Zuid-Afrika. Aan het hek bevestigd de metalen krans der Haagsche burgerij. | |
[pagina 83]
| |
Mein Schild und mein Vertrauen
Bistu, o Gott, mein Herr,
Auff Dich so will ich bauen
Verlas mich nimmer mehr.
Das ich doch from mag bleiben
Dir dienen zu aller Stund,
Die Tyrannie vertreiben
Die mir mein Herz verwundt.Ga naar voetnoot1)
Ons onovertroffen volkslied - al werd het eerst het vorige jaar officieel als hèt lied van Nederland erkend - blijft dus ver buiten onze grenzen de éénheid van ons volk verzinnebeelden in de figuur, die, zooals de Koningin het uitdrukte, geen nevelig persoon uit een ver verleden is, maar die in ons hart voortleeft. Het geestelijk blijvende der schitterende herdenking hier en ginds en overal, waar Nederlanders en stamverwanten wonen, is de verlevendiging en versteviging der nationale eenheid naast de stoffelijke kunstzinnige herinneringen als b.v. de vier gedenkramen in de Nieuwe Kerk te Delft, de rustplaats van zoovele Oranjes, dank zij de kunstenaars Konijnenburg, Rueter, Gidding en Nicolas en de vele goede boeken die de geschiedeniskennis van ons volk hebben opgefrischt.
En dan is er nog iets, waarop we als slot van onzen naklank gaarne en met nadruk de aandacht vestigen. De Groep Nederland van ons Verbond heeft niet alleen aan den Minister van Onderwijs volgens besluit harer laatste vergadering een rekest gezonden om ter versterking van bovengenoemde gevoelens te bevorderen, dat bij het onderwijs meer aandacht worde geschonken aan de Vaderlandsche geschiedenis, maar ook een aan de Regeering met het verzoek den 24sten April tot Nationalen feestdag te verklaren, teneinde de eenheid van ons volk en het nationale gevoel der Nederlanders blijvend tot uiting te zien komen. Wij behoeven wel niet met veel woorden te verzekeren, dat wij dit verzoek met warmte en aandrang ondersteunen. Als het gelukkige denkbeeld bij de Regeering weerklank mocht vinden, zou dit de schoonste blijvende naklank zijn der schitterend geslaagde herdenkingen ter eere van den Vader des Vaderlands. |
|