Neerlandia. Jaargang 37
(1933)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 77]
| |
Jaarverslag van het Hoofdbestuur over 1932.
| |
[pagina 78]
| |
zal, wanneer de groote drukte der Willem van Oranjeherdenking voorbij is, deze taak stelselmatig moeten worden aangevat en doorgevoerd. Daarbij zal ook van het aangevulde rolprentarchief een dankbaar gebruik worden gemaakt. Toen de voorzitter van Groep Nederland, de heer Pattist, in de vergadering van het nationale Comité tot herdenking van het 4de eeuwfeest van Prins Willems geboorte, verklaarde dat het Verbond in de plaatsen waar een afdeeling gevestigd was, bereid was het iniatief tot de herdenking te nemen, aanvaardde de Groep daarmede een zware verantwoordelijkheid. In de 2de helft van 1932 is allerwegen hard gewerkt om de aangegane eereschuld in te lossen; bijna alle afdeelingen namen het initiatief tot stichting van plaatselijke comité's; in de Universiteitssteden, waar vaak het Dietsch Studenten-Verbond reeds voorging, werd toch met dit Verbond en gedeeltelijk ook met het Nationaal Jongeren-Verbond samengewerkt, waarbij andere plaatselijke vereenigingen zich aansloten. Het programma omvat gewoonlijk een of meer lezingen (Amsterdam richtte een leergang in over Willem van Oranje), carillonbespeling, muziekuitvoering, opvoering van één der twee tooneelstukken voor deze herdenking geschreven, enz. Met een overzicht over het bereikte resultaat kan beter gewacht worden tot het volgend jaarverslag; het Groepsbestuur koestert trouwens het plan na afloop der huldiging een kort verslag te doen samenstellen en uit te geven. Wel kan reeds gezegd worden dat, hoewel vaak en lang gestreden moest worden tegen enkele der slechtste Nederlandsche eigenschappen - onverschilligheid en secte-geest - over het algemeen, gedachtig aan de zinsnede uit de apologie ‘so laet ons dan t' samen met eendragtighen herte ende wille de bescherminghe van dit goede volck aengrijpen’ - die eendracht voor een hooger doel bereikt werd, zonder welke een herdenking, Willem van Oranje waardig, niet mogelijk zou zijn. En zeker kan geconstateerd worden, dat zonder het Verbond in vele plaatsen de herdenking moeilijker, zoo niet geheel onmogelijk geworden zou zijn. Nog dient vermeld, dat van de Groepsvergadering, den 21sten Mei 1932 te Leiden gehouden, een drang uitging om het Verbond mede een rol te laten vervullen in het lenigen van den socialen nood - zoowel door het steunen der plaatselijke crisiscomité's als door het opwekken tot het gebruik van nationaal product en arbeidskracht. Daartoe werd een ‘Steuncommissie A.N.V. Groep Nederland’ in het leven geroepen, die als volgt werd samengesteld: F. Reysenbach, Voorzitter, D. Roessingh van Iterson, Mevrouw W. Bloem-Maas, Mr. A.B. Cohen Stuart, C.K. Kesler. De Groep nam voorts deel aan het werk der Volkshoogescholen, door lid te worden van de vereeniging tot stichting van Volkshoogescholen in Nederland en door een tweetal vrijplaatsen te verschaffen ten gebruike van minvermogende jongelui. Wie van deze belangwekkende poging tot volksopvoeding en volkskaraktervorming vooral, meer wil weten, raadplege het Maart-nummer (1933) van Neerlandia. Ook aan de Stichting Menno Coehoorn, welke zich het behoud der oud-Nederlandsche vestingen als geschiedkundig monument, ten doel stelt, nam de Groep deel. | |
Groep Nederlandsch-Indie.Het verslag over deze Groep kan dit jaar helaas niet in den hooggestemden toon gesteld zijn, waarmede wij vroeger over het Verbondswerk in dit, toch zoozeer van Nederlandsch kunnen getuigende gebied, konden berichten. Wel brachten de Bilderdijk-herdenking te Batavia en de Dietsche kunstavonden, het einde van het vorig jaar, een verlevendiging van het Verbondsleven te Batavia en werden eenige Nederlandsche rolprenten dit jaar in de afdeelingen vertoond, maar dit zijn vrijwel de eenige berichten, welke wij over practisch verbondswerk uit Indië ontvingen. Zeker is het een ernstig te betreuren feit, dat de Nederlandsche Leergangen, die zulk een goede taak verrichtten ten dienste van de Volksopvoeding, door het ontbreken van den regeeringssteun niet meer konden doorgaan. Dat er toch wel belangstelling voor het A.N.V. bestaat, kan blijken uit de briefwisseling, die wij voerden met leden uit verschillende afdeelingen als Bandoeng, Malang, Magelang, Oostkust van Sumatra enz.Ga naar voetnoot1)
Groep Nederlandsche Antillen. De Groep Nederlandsche Antillen vertoonde dit jaar onder haar bekwamen voorzitter Ir. J. de Pril een zeer opgewekt Verbondsleven en was de eenige Groep, die zelfs in ledental belangrijk vooruitging. Verschillende lezingen werden ingericht, waaronder wij bijv. noemen die van Prof. De Sitter, den Leidschen sterrenkundige en van Dr. Van der Sleen, wiens reis naar West-Indië nog een ander resultaat heeft opgeleverd; Dr. van der Sleen heeft een reeks schitterende smalfilmopnamenGa naar voetnoot2) van onze West vervaardigd, waarvan verschillende onzer afdeelingen in Nederland reeds met groote geestdrift kennis namen. Een der voornaamste uitingen van de Groep zijn wel de regelmatige rolprentvertooningen, w.o. maandelijksche journaals uit Nederland. In het bijzonder maakt de Groepssecretaris, de heer J. Rustige, zich verdienstelijk door geregelde vertooningen van kinderfilms op blijkbaar zeer aantrekkelijke wijze met het gesproken woord te verlevendigen. Dit is zeker opvoedkundig en Nederlandsch cultuurwerk van de eerste soort. Het hoogtepunt van dit jaar vormde echter het bezoek van de Dietsche Spelers, onder leiding van Willem van der Veer. Hiermede is eindelijk een plan tot uitvoering gekomen dat reeds jaren op het programma stond maar steeds, voornamelijk om financiëele redenen, moest worden uitgesteld. Tengevolge van de krachtige hulp van de Groep en de geringe eischen, die het tooneelgezelschap stelde, zoo ook door de medewerking van de Kon. Ned. Stoomboot Maatschappij, konden alle bezwaren worden overwonnen. Het gezelschap, waarin o.a. Mevrouw Rika Hopper meewerkte, gaf een reeks voorstellingen, o.a. van ‘De Dienstknecht in het Huis’ en ‘de Medailles van een Oude Vrouw’. De samenwerking, ook met de autoriteiten, was van de aangenaamste en de tijd van hun verblijf was zoowel voor de Groep als voor de spelers een hoogtepunt van nationale beteekenis. Ook op Aruba werden, mede door de goede zorgen van den gezaghebber, den heer Wagenmaker, een tweetal voorstellingen gegeven onder zeer primitieve omstandigheden, die echter een ongekende geestdrift en ontroering verwekten. Aan H.M. de Koningin werd een telegram van hulde gezonden, terwijl spontaan besloten | |
[pagina 79]
| |
werd tot het stichten van de afdeeling Aruba van het Algemeen Nederlandsch Verbond. De afdeeling telt nu reeds ruim 130 leden. Vóór het sluiten van dit jaarverslag bereikte ons nog het bericht, dat ook op Bonaire, als weerklank van het krachtige leven in de Groep, een afdeeling is gesticht. Aan het einde van dit verslagjaar zag de heer Ir. J. de Pril zich genoodzaakt als voorzitter af te treden, wegens vertrek van Curaçao. De Groep verliest in hem een voortreffelijk voorzitter, die te allen tijde voor het Verbond op de bres stond en de Groep tot grooten bloei heeft gebracht. Zijn plaats wordt thans ingenomen door den heer G.J. Ferguson. Tijdens zijn verlof hier te lande doorgebracht had het D.B. nog verschillende samenkomsten met den heer De Pril, waardoor het ook mogelijk werd, dat hij voor zijn vertrek naar N.O. Indië nog actief kon medewerken aan de voorbereiding van de herdenking in 1934 van den 300-jarigen band tusschen Nederland en Curaçao. Deze voorbereiding berust in handen van een commissie, samengesteld door het A.N.V. en de Kon. Ver. ‘Oost en West’.
Groep Suriname. Ook voor Suriname vormde de komst van de Dietsche Spelers het glanspunt van het werkjaar. De groep, die, gezien den minder gunstigen economischen toestand van Suriname, ook minder kapitaalkrachtig is dan haar zustergroep te Willemstad, had toch onder haren voorzitter, den heer Mr. Dr. F.L.J. van Haaren, alle krachten ingespannen voor het uitnoodigen der Dietsche spelers. Ook hier slaagde alles, dank zij mede den steun van den gouverneur,, zeer naar wensch. Een reeks voorstellingen werd ingericht, afgewisseld door avonden gewijd aan z.g. ‘kleinkunst’, terwijl de Groep voor verschillende uitstapjes zorg droeg. De heer Willem van der Veer en zijn gezelschap hebben met deze reis Nederlandsch cultuurwerk verricht van den eersten rang, dat des te meer waardeering verdient, omdat het geschied is, niet uit winstoogmerken, maar uit liefde voor de zaak, die gediend werd. Gelukkig is het succes zoo groot geweest, dat slechts een klein nadeelig saldo werd geboekt. De heer Van der Veer zou gaarne in 1933 de reis op grooter schaal herhalenGa naar voetnoot1) - het is van ganscher harte te hopen, dat het mogelijk zal zijn deze daad, die van groote beteekenis is geweest voor het Nederlandsch leven in onze West, tot een geregeld terugkeerende gebeurtenis te maken. Het meer regelmatige Verbondswerk werd echter door de groep allerminst vergeten; zoo wordt thans ook te Paramaribo regelmatig het maandelijksch Nederlandsch journaal vertoond. Tenslotte zij vermeld, dat Ir. Suringar enkele lezingen aan de hand van rolprenten hield (o.a. de Philips- en de A.K.U.-rolprent) die dankbaar ontvangen werden.
Groep Vlaanderen. Gedurende de laatste jaren is de toestand van deze Groep niet altijd rooskleurig geweest, hetgeen voornamelijk uit de politieke verhoudingen in Vlaanderen verklaard kan worden. Ongetwijfeld zijn er zeer velen, veel meer dan in de Groep georganiseerd zijn, die voelen voor het streven van het Verbond; maar de politieke strijd, vooral ook de dagelijksche onderlinge strijd, eischt zoovele krachten en zooveel belangstelling, dat er voor de langzaam cultureel opbouwende werking van het Verbond niet veel meer overblijft. Zoo moesten de takken Mechelen en Ieperen als tijdelijkGa naar voetnoot1) ingeslapen worden beschouwd, terwijl ook elders leden verloren werden. Toch zijn ook zeker lichtpunten te noemen. Tak Brussel zette onvermoeid zijn actie voort en richtte voor de leden verscheidene kunst- en feestavonden in, ook bezoeken aan belangrijke tentoonstellingen, e.d. zooals de Ruusbroec-tentoonstelling, het Erasmushuis, enz. De voorzitter, de heer M.J. Liesenborghs, weet het opgewekte Verbondsleven in dezen tak uitstekend te handhaven. Van ernstige werkzaamheid getuigt de actie, ingezet door het Bestuur van den Tak, tesamen met het Groepsbestuur en talrijke belangrijke vereenigingen, als het Davidsfonds en het Verbond van Vlaamsch Personeel der Openbare Besturen, zoomede ook de Vlaamsche pers voor de handhaving van het Nederlandsch en de versterking van het Vlaamsche aanzien te Brussel. Een uitgebreid comité, waarbij ongeveer 100 vereenigingen zijn aangesloten, heeft een begin gemaakt met zijn werking. Ook Tak Antwerpen handhaafde de oude activiteit en richtte verschillende voordrachten voor de leden in. Zijn voorzitter, de heer M. Lauwerijs, steeds werkzaam voor de verbreiding der Dietsche gedachte, hield voor de Volksuniversiteit ‘Herman van der Reeck’ eenige voordrachten over Zuid-Afrika, dat hij meermalen bezocht. Zeer verheugend is de bloei van Tak Kortrijk (voorzitter Mr. Christiaen), die ook voortdurend nieuwe leden weet te boeken. Met enkele ons goedgezinde kringen, als de Volksboekerij ‘Ontwaakt’ te Aalst en de Vlaamsch Katholieke Burgerbond te Oostende wordt voortdurend contact gehouden voor het inrichten van de lezingen in Vlaanderen, welke van het Hoofdbestuur uitgaan. Het voornaamste nochtans wat betreffende Vlaanderen te vermelden valt, is een toenemende neiging zich weer meer met cultureele actie bezig te houden. Het verloop van den laatsten verkiezingsstrijd zal velen de oogen geopend hebben voor het feit dat, welke politieke strijd men ook wenscht te voeren, of welke ook ieders persoonlijke houding tegenover de Vlaamsche vraagstukken moge zijn, men toch niet zal kunnen missen den steun van een Nederlandsch geestesleven, waarnaar men steeds zal teruggrijpen. Zoo zijn er teekenen merkbaar dat tengevolge van dit inzicht, ook het Verbondsleven (o.a. te Ieperen) weer meer zal gaan bloeien. Moge het Groepsbestuur krachtig gebruik weten te maken van deze opkomende strooming; juist nu de Vlaamsche beweging overal veld wint (men denke aan de vernederlandsching van de Universiteit van Gent) maar toch nog zeer veel tegenstand ontmoet, is er een dankbare taak voor de A.N.W.'ers in Vlaanderen weggelegd.
Zuid-Afrika. Hoewel het altijd nog niet mocht gelukken weder een ‘Groep Zuid-Afrika’ tot stand te brengen, is toch de behandeling der beide zelfstandige afdeelingen onder dit ééne hoofd gewettigd. De Afd. Kaapstad hield als gewoonlijk de vaan van het Verbond hoog. Niet alleen dat het afdeelingsleven zeer opgewekt was, de afdeeling vervult te Kaapstad daarnaast nog een zekere sociale rol, door bij de ontvangst van Nederlanders van beteekenis, al of niet Verbondsleden, ‘die voortou te neem’. Wij denken b.v. aan de ontvangst van Prof. Barnouw, Mr. Van Gybland | |
[pagina 80]
| |
Oosterhoff, e.a. De nationale feestdagen worden te Kaapstad steeds met de meeste opgewektheid gevierd. Verheugend is de groei der afdeeling Bloemfontein, wier ledenaantal steeds stijgt en die een zeer groote werkzaamheid ontwikkelt. Ook de ‘Van Everdingen-A.N.V. boekerij’, de laatste jaren door gebrek aan een goede gelegenheid tot raadplegen in onbruik geraakt, geniet weer een toenemende belangstelling, nu zij ondergebracht is in de Oude Volksraadzaal. De toestand in Zuid-Afrika laat zich hoopvol aanzien. De angstvallige houding, die tot voor enkele jaren werd aangenomen tegenover alles wat Nederlandsch was, is nu, naar wij meenen, wel geheel verdwenen. Met den groei van het nationaal bewustzijn in het voortschrijden van het proces van ver-Afrikaansching, (men denke aan de schitterende overwinning met de ver-afrikaansching der Universiteit te Pretoria behaald!) gaat men steeds meer beseffen hoe de oude en de jonge Dietsche cultuur elkander kunnen steunen en verrijken. Dat daaruit een nieuwe ontwikkeling, ook voor het Verbondsstreven, kan voorkomen, zal duidelijk zijn. Het zijn vooral de jongeren in Zuid-Afrika, die deze strooming zullen dragen en met wie meer aanraking gezocht zal moeten worden. In dit licht bezien wordt de arbeid van Prof. Dr. M. Bokhorst te Pretoria wel zeer belangrijk. Zoowel door middel van zijn leerstoel, door middel van het door hem gestichte zeer ijverige ‘comité voor Afrikaansch-Nederlandsche lezingen’ als door het Nederlandsch Cultuurhistorisch Instituut (Onderwijstentoonstelling te Bloemfontein), vormt hij een middelpunt van Nederlandsche cultuur, waaruit Zuid-Afrika kan putten, maar tevens omgekeerd een aanrakingspunt van Nederland met de groeiende Zuidafrikaansche beschaving.
Zelfstandige afdeelingen. Allereerst zij vermeld, dat de Nederlandsche Vereeniging te Rio de Janeiro den 11den Maart toetrad als zelfstandige afdeeling van het Algemeen Nederlandsch Verbond. Hoewel er nog enkele reglementaire zaken te regelen zijn, zal dit binnenkort ongetwijfeld in orde komen; wij roepen de nieuwe afdeeling van harte welkom toe in onzen kring. In Zuid-Amerika lijden de Nederlandsche kolonies ernstig onder den slechten economischen toestand; ook de afdeeling Buenos Aires ondervond de gevolgen daarvan. Het Nederlandsche tijdschrift ‘Ons Weekblad’ moest worden opgeheven; gelukkig dat de redacteur-oprichter, de heer Chr. van Balen, na eenige maanden er toch weer in slaagde een nieuw blad ‘Nederland’ te doen geboren worden, dat echter een maandblad is. Verder trachtte de afdeeling door enkele voordrachten en het vieren der nationale feestdagen (waaronder St. Nicolaas niet vergeten mag worden!) het saamhoorigheidsgevoel te handhaven. Het Hoofdbestuur ontwerpt thans plannen om ook de Zuidamerikaansche afdeelingen van Nederlandsche rolprenten te voorzien. In Noord-Amerika vertoonde de zelfstandige Afdeeling ‘Nieuw Nederland’ een krachtig leven en zij behoefde slechts een gering ledenverlies te boeken; het hoogtepunt van het jaar vormde weer de kunstavond, gegeven ter eere van den geboortedag van Prinses Juliana. De voorzitter, Prof. Dr. A.J. Barnouw, de schrijver der belangwekkende en geestige ‘Holland-Bulletins’ maakte dit jaar een studiereis naar Zuid-Afrika. Van verder Verbondsleven valt in geheel Noord-Amerika niets te melden. Dat dit een ernstige misstand is, zal men moeten toegeven, wanneer men denkt aan de vele tienduizenden Nederlanders en Vlamingen, met eigen Nederlandsche centra en een eigen, nog altijd talrijke, Nederlandsche pers. Het moet mogelijk zijn in deze kringen de gedachte van het Verbond uit te dragen; wellicht dat het plan der Dietsche spelers, de wereldtentoonstelling te Chicago te bezoeken en ook voorstellingen in enkele Nederlandsch centra te geven, in dezen een mogelijkheid zal openen. Neerlandia hield in het afgeloopen jaar de belangstelling in Nederlandsch Noord-Amerika voortdurend wakker, vooral dank zij de artikelen van wijlen Prof. Dr. A. Eekhof en van Dr. Van Hinte. Onvermeld mag niet blijven het bezoek dat Prof. M.J. Hoffman uit New Brunswick aan het Hoofdkantoor bracht, waardoor een nieuwe band werd aangeknoopt. Wat de zelfstandige afdeelingen in Europa betreft, dient alleereerst vermeld, dat de afdeeling te Boekarest een krachtig Nederlandsch leven handhaafde, dat zooals gewoonlijk zijn hoogtepunt vond in de nationale feestdagen. Van de zelfstandige afdeeling te Praag mochten wij weinig berichten ontvangen, terwijl de afdeeling Weenen onder de tegenwoordige omstandigheden zich niet tot eenige werkzaamheid in staat achtte. De bloei van Nederlandsche Vereenigingen in het buitenland hangt vaak zoozeer van de aanwezigheid, den tijd en den lust van één enkel persoon af, dat groote veranderingen in de intensiteit van het Verenigingsleven welhaast onvermijdelijk zijn. Te Londen werd de zelfstandige Afdeeling A.N.V. opgeheven met het oog op een reorganisatie van het Nederlandsch vereenigingsleven aldaar; het is te verwachten, dat binnenkort de afdeeling weer opnieuw zal worden opgericht. Jhr. A.P.A. Elias van Stabrouck heeft voorloopig de zorg voor de Verbondsbelangen te Londen op zich genomen en zij berusten bij hem ongetwijfeld in goede handen. Dit overzicht ware onvolledig, wanneer daarin niet een woord werd gewijd aan de ‘Dutch Burgher Union of Ceylon’, waarvan de nieuwopgetreden Voorzitter, Dr. H.U. Leembruggen, de banden met het Verbond bij zijn laatste bezoek aan het hoofdkantoor geknoopt, steeds onderhoudt. De betrekkingen met de Dutch Burgher Union waren steeds van de aangenaamste; in het begin van 1933 vierde zij haar 25-jarig jubileum, waarbij ook het Verbond niet vergeten werd. Behalve in de Zelfstandige Afdeelingen werd de aanraking van het Verbond met de Nederlanders, Vlamingen en Zuid-Afrikaners in de verstrooiing, mede bewerkstelligd door de talrijke vertegenwoordigers over de geheele wereld verspreid. Hun aantal werd dit jaar niet uitgebreid; wel zijn enkele posten op het oogenblik onbezet, zooals Detroit, Ismaïlia, Ahwaz, waar echter dank zij een studiereis van Dr. J. van Hinte, tegenover staat, dat de hoop gevestigd is dat het aantal posten in Australië zal kunnen worden uitgebreid.
Moge dit overzicht de overtuiging gegeven hebben, dat het Verbond, ondanks de moeilijke omstandigheden, in wezen ongeschokt is gebleven, maar tevens dat het noodig - en mogelijk! - is nieuwe wegen en werkgebieden te zoeken. De Nederlandsche wapenspreuk ‘ik zal handhaven’ moge, wat de werkzaamheid van het Verbond betreft, vervangen worden door die der jongere Afrikaners: ‘Handhaaf en bou’! |
|