Neerlandia. Jaargang 37
(1933)– [tijdschrift] Neerlandia– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
Zuid-AfrikaIn memoriam Dr. N. Mansvelt.Den 6en Februari 1933 is Dr. Nicolaas Mansvelt van ons heengegaan. Den 30en Juli 1852 was hij te Wassenaar geboren, hij had dus den ouderdom van 80 jaren bereikt. Sedert 1900, gedurende 32 jaren derhalve, had hij in Nederland gewoond, waar hij bij de Nederlandsch Zuid-Afrikaansche Vereeniging en de Zuid-Afrikaansche Voorschotkas werkzaam is geweest. Naar uit vele levensberichten in de pers blijkt, heeft het jongere geslacht in de eerste plaats aan deze werkzaamheden gedacht, en niet genoeg aan de hooge invloedrijke ambten, die hij voorheen in Zuid- Afrika had bekleed. Opgeleid tot onderwijzer, werd hij in 1874 beroepen naar Stellenbosch in de Kaapkolonie, om aan het gymnasium docent te worden in de moderne talen. Zijn groote paedagogische talenten bezorgden hem al spoedig grooten naam, die doordrong tot in Transvaal. Daar te lande was men na het gedwongen heengaan van Ds. S.J. Du Toit, die meer neiging voelde voor politiek en speculatie dan voor het onderwijs, dat hij schromelijk had verwaarloosd, meer dan drie jaar lang van een Superintendent van Onderwijs verstoken geweest, en had men de loopende zaken door de ambtenaren van het departement moeten laten afdoen. Het zoeken naar een geschikten Afrikaner had niets opgeleverd em toen werd, van Afrikaansche zijde, Mansvelt genoemd. Hij werd tot een bezoek aan Pretoria uitgenoodigd, ter wederzijdsche kennismaking, en deze was van dien aard, dat hij werd aangezocht om zich aan het hoofd van het onderwijs in de Republiek te stellen. Na eenige aarzeling gaf hij daaraan gehoor en trad in 1891 op als Superintendent. Of deze stap, dien hij noode deed, tot zijn geluk heeft bijgedragen, is de vraag; stoffelijk voordeel heeft hij er zeker niet van genoten. Maar welk een vooruitzicht werd hem geopend! In plaats van in een kleine stad les te geven in een enkel vak langs bepaalde lijnen, die door anderen waren getrokken, werd hem in Transvaal de gelegenheid geboden zelf de bakens te mogen uitzetten, zoo wijd als hij wilde bijna, en daarbinnen op alle gebied te scheppen, te organiseeren en te verzorgen. Het was een ambt, waarbij hij, die er toe geroepen werd, vol vertrouwen noodig had, en hij is zoo gelukkig geweest dat vertrouwen te hebben genoten tot het einde van zijn loopbaan. Haast onberekenbaar is de invloed op cultureel gebied door hem uitgeoefend. Een Nederlander, kersversch uit Europa, had op zijn plek niet hetzelfde kunnen tot stand brengen. In de Kaap zou men zulk een persoon steeds met wantrouwen hebben bejegend. Maar Mansvelt had het unieke voordeel, dat men hem daar kende, waardeerde en vertrouwde. Daarbij kwam, dat hij ook in den Vrijstaat geen onbekende was gebleven. In geheel Hollandsch sprekend Zuid-Afrika luisterde men dus naar zijn stem en gaf er dikwijls gehoor aan. Zelfs de jonge Afrikaners in de Kolonie, de voorvechters van het Afrikaansch, stonden niet antipathiek tegenover hem, al was het onderwijs in de Transvaal in overeenstemming met de wenschen van Regeering en bevolking op Hoog-Hollandschen leest geschoeid. De Afrikaansche-taalbeweging, die van de Kaapkolonie uitging, was slechts in geringe mate in den Vrijstaat doorgedrongen en in Transvaal door slechts enkelen welkom geheeten. In Stellenbosch echter had Mansvelt reeds van zijn belangstelling in dezen cultuurstrijd blijk gegeven in woord en geschrift. De Kapenaars wisten dus, dat zij in hem geen tegenstander behoefden te vreezen, en in Transvaal heeft men er geen kwaad in gezien en er hem geen verwijt van gemaakt. In 1891 dan toog Mansvelt te Pretoria in overleg met President Krüger en mij aan den arbeid; het volgende jaar reeds werd zijn onderwijswet, een wijziging van die van 1882, door den Volksraad bekrachtigd. Het hoofdbeginsel van die wetGa naar voetnoot1)) was: dat het de taak der ouders is te zorgen voor het onderwijs hunner kinderen, en dat de Staat zijne bemoeiingen met het schoolwezen beperkt tot A. Het aanmoedigen en ondersteunen van het ‘particulier initiatief’ bij de burgerij; B. het schoolopzidit in de van staatswege gesubsidieerde scholen; C. het stichten van een inrichting voor Hooger Onderwijs, voornamelijk ter opleiding van ambtenaren en onderwijzers. In 1896 kwam een speciale regeling voor de Goudvelden tot stand, waarbij de Regeering gemachtigd werd op staatskosten schoolgebouwen op te richten, het noodige personeel te benoemen en te bezoldigen, en verder die scholen geheel als staatsinrichtingen te onderhouden. Daarbij is het niet gebleven. Voortdurend heeft Mansvelt aan uitbreiding en verbetering van het onderwijs gedacht. Het is hier niet de plaats om daarover een verhandeling te geven of den lof te zingen. Voldoende zij het te vermelden, dat de inzending van zijn Departement op de Parijsche Wereldtentoonstelling van 1900 zoowel voor het Lager als het Middelbaar Onderwijs bekroond is met de hoogste onderscheiding, den Grand Prix, en dat Dr. Mansvelt, die reeds in 1894 honoris causa te Utrecht doctor in de letteren was geworden, in 1900 is opgenomen onder de ridders van het Legioen van Eer. Aan dezen gezegenden werkkring is door Engeland in hetzelfde jaar op wreede wijze een einde gemaakt, en Dr. Mansvelt heeft zelfs Zuid-Afrika moeten verlaten, ontvluchten eigenlijk. Hij is er niet terug geweest, maar zijn naam zal er blijven leven als die van een der grootste onderwijsmannen, die Zuid-Afrika gekend heeft. W.J. LEYDS, Oud-Staatssecretaris en Oud-Gezant der Z.A.R. |
|