Buitenland
Het elfde Congres van den Nederlandschen Bond in Duitschland.
Op 25 en 26 October heeft de Nederlandsche Bond in Duitschland, de moedige strijder voor het Nederlandsche stambewustzijn, zijn elfde congres in Dusseldorp gehouden. Het afgeloopen negende Bondsjaar kenmerkte zich door achteruitgang in zaken en daarmede gepaard gaande sterke toeneming der werkeloosheid. Wie daaruit echter de gevolgtrekking zou maken, dat deze ongunstige omstandigheden, waaronder onze landgenooten in Duitschland leven, een merkbaren achteruitgang in de Bondsbeweging zouden hebben veroorzaakt, vergist zich deerlijk. Het aantal der aangesloten vereenigingen is zelfs met 4 toegenomen en tot 70 gestegen, terwijl het aantal betalende leden met verscheidene honderdtallen vooruitging. Wel een bewijs van de belangstelling der leden is het feit, dat van die 70 vereenigingen niet minder dan 67 ten congresse vertegenwoordigd waren.
De bijeenkomst begon met de gebruikelijke Hoofdbestuursvergadering op Zaterdagochtend, waarop 's namiddags een plechtige kransnederlegging volgde op het graf van den voor eenige jaren gestorven Nederlandschen Consul te Dusseldorp, den Heer J. Herdtmann. Den Zaterdagavond gebruikt de Bond steeds ter verspreiding van zijn denkbeelden en om zich bij buitenstaanders bekend te maken. En zoo vereenigden zich ook nu wederom een 600-tal personen in de stedelijke ‘Tonhalle’, die door de stad Dusseldorp geheel kosteloos ter beschikking was gesteld en op schitterende wijze met palmen en groen was versierd, om op waarlijk grootsche en feestelijke wijze hun saamhoorigheid met het vaderland te betuigen. Een bijzonder karakter werd aan dezen feestavond verleend door het feit, dat tevens de Nederlandsche Vereeniging te Dusseldorp, ‘In den Vreemde vereenigd’, dien dag haar 25-jarig bestaan herdacht. Zich een kwart eeuw met een 50-tal Nederlanders in den vreemde staande te houden, wil wat zeggen. Geen wonder, dat de tegenwoordige voorzitter, tevens oprichter, tal van hartelijke gelukwenschen mocht ontvangen.
Aanwezig waren behalve de meeste Nederlandsche Consuls uit West-Duitschland, vertegenwoordigers van zoo ongeveer alle Duitsche overheden te Dusseldorp en tal van vrienden van den Bond uit het vaderland. De feestrede werd uitgesproken door den Heer A.J. Schrikker, Consul te Dusseldorp, terwijl namens de Duitsche gasten een burgemeester der stad en een vertegenwoordiger van de handelskamer het woord voerden. Op het tooneel speelde de Koninklijke Harmonie uit Horst lustige wijzen en de vreugde steeg ten top, toen het gezelschap van Jan van Riemsdijk, den Veluwsche zanger, zijn oern-Hollandsche liedjes ten beste gaf.
De Zondag werd geheel in beslag genomen door het eigenlijke werkcongres, geleid door den Bondsvoorzitter, den heer Max Blokzijl. Hoewel ik er niet gaarne van verdacht wil worden persoonlijke loftuitingen uit te deelen, moet het mij toch van het hart, welk een zeer bijzonder genoegen het is dezen bondsvoorzitter aan het werk te zien. Steeds vriendelijk en hoffelijk, soms streng, dikwijls geestig, leidt hij de debatten en het lukt hem altijd ook de heftigste meeningsverschillen in zakelijke banen te voeren, zonder dat iemand zich voor het hoofd gestooten kan voelen. In zijn openingswoord begroette de voorzitter de aanwezigen, o.w. de heer Rienks, hoofdinspecteur van het Lager-Onderwijs, als vertegenwoordiger van den Nederlandschen Minister van Buitenlandsche Zaken, den heer Van Schaick, rijkscommissaris voor steun van Nederlanders in Duitschland, als vertegenwoordiger van den Minister van Binnenlandsche Zaken, Consul Schrikker vertegenwoordiger van H.M.'s Gezantschap te Berlijn, de aanwezige consuls en de vertegenwoordigers van het verbond van Duitsche Vereenigingen in Nederland en van het A.N.V.
De ochtend was geheel gewijd aan de Bondsorganisatie, jaarverslagen, bestuursverkiezingen en dergelijke dingen; de namiddag aan de besprekingen, die met de meer stoffelijke belangen der Nederlanders in Duitschland verband houden, en het moet steeds weer herhaald worden, op welke ernstige en zakelijke wijze deze belangen, die hoofdzakelijk betrekking hebben op de ondersteuning, die de Nederlandsche werkeloozen en armlastigen in Duitschland van de Nederlandsche Regeering ontvangen, besproken worden. Helaas kon het Bondsbestuur op al deze vragen ook nu weer geen afdoend antwoord geven, want, hoewel juist eenige weken geleden over deze vraagstukken onderhandelingen tusschen Nederlandsche en Duitsche overheidspersonen hadden plaats gevonden, heeft deze commissie gemeend, zich hierover niet te mogen uitlaten en zich in stilzwijgen te moeten hullen. Men schijnt er zich nog steeds niet voldoende bewust van te zijn, dat de N.B.i.D. naast het verdienstelijke werk op het gebied van het levendig houden van het Nederlandsche stambewustzijn en het onderhouden van de Nederlandsche taal, een vraagbaak en steunpilaar geworden is voor alle Nederlanders, die in Duitschland lijden onder de troostelooze tijdsomstandigheden en omgekeerd een buitengewonen invloed op deze zeer talrijke landgenooten kan oefenen. Wil men dat deze invloed uitwerking ten goede heeft, dan is dringend noodig, dat van Nederlandsche zijde de N.B.i.D. meer dan tot nu in zulke bij uitstek belangrijke vraagstukken gekend wordt. Het Congres stond zeer sterk onder dezen indruk en het is zeker niet de schuld van het Bondsbestuur, indien de afgevaardigden niet zoo bevredigd naar huis gingen, als het had kunnen zijn.
Overbodig te zeggen, dat het gemeenschappelijk gezongen Wilhelmus een waardig slot van het congres vormde. Tot weerziens in 1931 te Dortmund, waar de Nederlandsche Bond in Duitschland dan zijn 10-jarig bestaan hoopt te vieren.
F.A. OVERHOFF, vert. A.N.V.