ontwikkelen van het Afrikaansch door aanleunen aan het Nederlandsch, toenadering te krijgen, indien men hier eindelijk tot vereenvoudiging komt. Hij wijst er tevens op, hoe bijv. het Maleisch zooals het nu met Latijnsche karakters op de scholen in Oost-Indië onderwezen wordt, een volstrekt vereenvoudigde, spelling bezigt, waardoor dit een grooten voorsprong krijgt op het Nederlandsch, waarbij men een oude spelling blijft volgen.
Hij legt er den nadruk op, dat er in den grond geen wettige officieele spelling bestaat, maar dat de Regeering uiterst behoudend is. Zoo kon het gebeuren, dat de Kamers voor hare ‘Handelingen’ reeds in 1889 de spelling De Vries en Te Winkel volgden, maar de Regeering in hare wetsvoorstellen tot ongeveer 1900 de spelling van Siegenbeek handhaafde, die krachtens de muntwet zelfs nog voorkomt op onze munten met het randschrift ‘Koningrijk der Nederlanden’.
Uitvoerige besprekingen volgen. De afgevaardigde voor Utrecht stelt voor een anderen weg te volgen door eenerzijds het voorstel Arnhem te verwerpen, doch het Hoofdbestuur uit te noodigen de zaak der spellingvereenvoudiging andermaal aanhangig te maken bij de Regeering.
Het voorstel Utrecht wordt gesplitst.
Met algemeene stemmen wordt aangenomen, dat de groep zich tot het Hoofdbestuur zal wenden met het verzoek zich ten derden male tot de Regeering te wenden om het spellingvraagstuk te regelen. Het voorstel Arnhem wordt daarna verworpen met 16 tegen 14 stemmen.
Aan de orde kwam vervolgens het voorstel Utrecht om aan de Nederlandsche Regeering te verzoeken de belangen van den Nederlandschen Staat en het Nederlandsche volk voortaan ook in Curaçao krachtig voor te staan en te bevorderen, nu bij de behandeling van de strafzaak tegen den Kapitein Borren voor het Hoog Militair Gerechtshof is gebleken, dat de Nederlandsche Regeering de Nederlandsche belangen in Curaçao schromelijk heeft verwaarloosd, waardoor niet alleen het Nederlandsche gezag heeft geleden, maar ook het zelfbewustzijn van het Nederlandsche volk is gegriefd en gehandeld is in strijd met het verantwoordelijkheidsgevoel van ons volk tegenover Curaçao en de daar levende volken.
Het Groepsbestuur raadt aan dit voorstel niet aan te nemen, omdat, zooals de voorzitter het uitdrukt, het in den grond schieten is met los kruit op een reeds omgevallen doel. Het staat vast, dat de belangen schromelijk zijn verwaarloosd, vast staat ook, dat het Nederlandsche volk in al zijn geledingen diep getroffen werd, door wat bij het onderzoek gebleken is. Maar anderzijds staat evenzeer vast, dat deze verwaarloozing van jaren her, wellicht eeuwen terug dagteekent, en dat uit de houding der huidige regeering valt op te maken, dat zij dit evengoed beseft als ieder ander.
Uitvoerige besprekingen volgen. De afgevaardigde der afdeeling Utrecht vindt het merkwaardig, dat men steeds redenen weet te vinden, om onder loftuitingen een voorstel te begraven, maar verklaart zich bereid om met bezwaren rekening te houden en in den tekst een scherper onderscheid te maken tusschen fouten van vroegere regeeringen en den goeden wil der huidige regeering. Hij meent evenwel, dat de motie niet overbodig is in zulk een vorm, dat daardoor de Regeering een aansporing krijgt op den juisten weg voort te gaan.
De afgevaardigde van Voorne en Putten, zelf bekend met de West, meent echter, dat de verwaarloozing niet alleen voorkwam bij het vraagstuk der verdediging, maar nog op tal van punten, bijv. het onderwijs, zoodat het voorstel een te beperkte strekking heeft en een ander voorstel een grondig vooronderzoek noodig maakt.
De afgevaardigde der afdeeling Rotterdam wil niet medewerken aan deze uitspraak in verband met de houding der Regeering tegenover den heer Fruytier.
De afgevaardigde voor Den Haag meent, na de uitlating van den afgevaardigde voor Rotterdam, dat aan deze zaak allerlei punten vastzitten, die het ongewenscht maken, dat de Groep ten aanzien van dit punt eenige uitspraak doet.
Bij stemming wordt het voorstel Utrecht verworpen met 23 tegen 7 stemmen.
Mej. E. Baelde, lid van den Raad van Bijstand, dient het voorstel in, dat het Groepsbestuur onderzoekt, wat de oorzaak is van de achterstelling van de Nederlandsche Muziek (zoowel bij gramofoon- als bij andere concerten), bij de verschillende radio-uitzendingen en middelen zoekt om de verspreiding van het Nederlandsche lied en Nederlandsche muziekwerken door dit uitstekende verspreidingsmiddel te bevorderen.
De heer Wierts meent, dat over uitzending van Nederlandsche muziek niet mag worden geklaagd.
Van bestuurszijde wordt opgemerkt, dat het vraagstuk niet gemakkelijk is. Het schijnt bijv., dat tijdens de eerste ontwikkeling der gramofoon, een groote Engelsche fabriek een aantal opnamen van Nederlandsche liederen heeft laten maken, maar dat er niet voldoende vraag naar bleek te bestaan. Men bleef dus met een grooten voorraad zitten, nog op ouderwetsche wijze opgenomen, die nog niet is uitgeput. Dit maakt, dat er weinig lust is, om de proef te herhalen. Het zal groote moeite meebrengen een grondig onderzoek naar de oorzaken in te stellen, waarbij voorkeur voor vreemde muziek bovendien een overwegende rol speelt.
Het bestuur stemt er evenwel in toe het vraagstuk te onderzoeken.
De afdeeling Dordrecht brengt in bespreking het feit, dat de afdeeling Utrecht er nog niet in geslaagd was voldoende geld bijeen te brengen voor het standbeeld voor Paul Krüger. Hij meent, dat de oorzaak moet liggen in een onvoldoende samenstelling van het comité van aanbeveling. De afdeeling Dordrecht is bereid een belangrijke gift te doen, indien het Groepsbestuur tot hervorming wil medewerken.
De afgevaardigde van de afdeeling Utrecht weerspreekt deze critiek.
Het Groepsbestuur geeft aan de afdeeling Dordrecht in overweging zich rechtstreeks tot de afdeeling Utrecht te wenden over haar bezwaren.
Aan het slot wil de voorzitter van deze gelegenheid gebruik maken, om den administrateur van het Verbond alsnog geluk te wenschen met de hem verleende Koninklijke onderscheiding. Spr. ziet in het verkenen van een orde aan den administrateur een bewijs van erkenning, die het werk van het Verbond mede omvat en die ons allen een spoorslag is ons te blijven wijden aan onze taak.
Na afloop vereenigde een groot aantal deelnemers zich aan den disch bij Huize Anjema. De avond werd besloten met een Kunstavond der Haagsche afdeeling.
VAN ES