Nederland.
Intellectueele toenadering tusschen Nederland en België.
In het laatst van Mei, te laat dus om er in het Juninummer van Neerlandia over te spreken, is de benoeming bekend gemaakt van de leden der Nederlandsche afdeeling van de vaste technische commissie, bedoeld in art. 2 van het Verdrag betreffende intellectueele toenadering tusschen Nederland en België.
Benoemd werden:
a. | tot lid en ondervoorzitter: mr. J. Limburg, lid van den Raad van State, te 's-Gravenhage; |
b. | tot leden: dr. J.A.J. Barge, hoogleeraar aan de Rijksuniversiteit te Leiden; R.N. Roland Holst, hoogleeraar-directeur van de Rijksacademie van beeldende kunsten te Amsterdam; dr. J. Schrijnen, hoogleeraar aan de Roomsch-Katholieke universiteit te Nijmegen, en C.T. Stork D. Wzn., industrieel te Hengelo (O.); |
c. | tot secretaris: mr. H.J. Smidt, referendaris aan het departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen. |
De leden der Belgische afdeeling zijn reeds enkele maanden vroeger benoemd.
De vaste technische commissie kan dus nu aan 't werk gaan. Ons dunkt, dat 't niet overbodig zal zijn, er eenigen spoed achter te zetten, nu men na de onderteekening van het Verdrag twee en een half jaar heeft laten voorbijgaan, zonder er een begin van uitvoering aan te geven.
Op de beteekenis van het Verdrag zullen wij niet meer de aandacht vestigen. Wij hebben dat drie jaren geleden uitvoerig gedaan.
Met spanning wachten wij de daden der vaste technische commissie af.
Lettende op de beslissing van den Raad van Ministers over het gebruik der Nederlandsche taal op Congressen en dergl., hebben wij goed vertrouwen, dat de Regeering zal zorgdragen, dat het Nederlandsch de taal der commissie zal zijn. Wij meenen, dat dit nu van zelf spreekt. Ware 't anders, dan zou Nederland zijn taal verloochenen in een omgeving, waarin men geacht mag worden onze taal te beheerschen.
De Belgische Regeering zal toch in een Belgisch-Nederlandsche commissie geen leden hebben benoemd, die het Nederlandsch niet voldoende machtig zijn.
En nu aan 't werk, commissie! Uw taak is voorloopig uiterst bescheiden, maar kan, met geleidelijke uitbreiding, voor beide landen, verstrekkende, gelukkige gevolgen hebben.
d.K.