Neerlandia. Jaargang 34

Van de afdeelingen

Amsterdam.

Economisch-Historische Leergang. ‘West-Indië in Verleden en Heden.’

Het is eenigszins eigenaardig, dat onder de Afdeelingen van Groep Nederland, Amsterdam tot dusver niet de eerste plaats in ledenaantal inneemt. Daarvoor zijn natuurlijk verschillende redenen, maar een ervan is zeer zeker wel deze, dat er velen zijn, die gaarne lid zouden willen worden, als zij er maar op de eene of andere wijze toe werden opgewekt. Als zij zagen, dat de Afdeeling iets doet, dat zij leeft en dat feit telkens weer onder de aandacht van het publiek brengt. Dat zij medeleeft met alles, wat Nederland hier in Europa en in de, over den geheelen aardbol verspreide, deelen, in Oost en West aangaat en daarin een levendig aandeel neemt. En ook, dat zij voortdurend onder de aandacht van onverschilligen brengt, dat er een tijd geweest is, waarin weinig in Europa en daar buiten geschiedde, waarin Nederland niet een vooraanstaande plaats innam, en dat het wederom in die richting wordt gestuwd.

Dat alles heeft verleden jaar de Afdeeling Amsterdam ernstig overwogen en het gevolg is geweest, dat samenwerking gezocht en verkregen werd met verschillende vereenigingen en instellingen voor het inrichten van een Leergang, waarin
Amsterdam in de Gouden Eeuw
behandeld werd. De stof was verleden jaar op verre na niet uitgeput. Amsterdam stond in de 17de eeuw zoozeer in het middelpunt van al, wat in Europa en daarbuiten geschiedde, dat tien voordrachten zeer zeker daarvan nog slechts een onvolledige voorstelling gaven. Het plan bestond dan ook, dit jaar dezen Leergang te vervolgen, toen de gebeurtenissen in Juni 1.1. op Curaçao het wenschelijk deden schijnen eerst volle aandacht te schenken aan onze gebiedsdeelen aan de overzijde van den Atlantischen Oceaan. Deze overweging veroorzaakte de inrichting van den thans loopenden Leergang.

West-Indie in Verleden en Heden.

Vier voordrachten daarvan zijn thans gehouden, door Prof. Dr. H. Brugmans, den heer L.C. Vrijman. Dr. F.W. Stapel en den ondergeteekende. Het doet aangenaam aan, te mogen vaststellen, dat tot dusver de belangstelling van leden onzer Afdeeling en van de met haar samenwerkende Vereenigingen zóó is geweest, dat de geheele Aula van de Gem. Universiteit, waar de voordrachten gehouden worden, ieder en avond geheel gevuld was.

Het Bestuur onzer Afdeeling hoopt, dat dezen Leergang ertoe medewerkt, dat de nog steeds bestaande onbekendheid met de West eenigszins verminderen zal. Het hoopt, dat vooral hier in Amsterdam ingezien zal worden, welk groot belang de West vroeger voor de stad gehad heeft en, dat men zich zal gaan afvragen: Kan dat ook thans niet weer zoo worden? Een bevestigend antwoord op die vraag zou ongetwijfeld Nederland aan de overzijde van den Oceaan, maar ook zeer zeker ons land hier in het algemeen en Amsterdam in het bijzonder ten goede komen.

Het gewicht van de West in het verleden, waarmede het Heden niet in overeenstemming is, al opende de petroleumnijverheid nieuwe banen voor welvaart en beteekenis, hoopt het Bestuur nog op andere wijze te kunnen aantoonen. Het is bezig met de voorbereiding van een Tentoonstelling, vooral op geschiedkundig gebied, van voorwerpen, schilderijen, prenten, munten en penningen, geschriften en drukwerken en hoopt er in te slagen, veel hiervan tijdelijk bijeen te brengen, wederom ten einde in het licht te stellen, hoeveel meer men zich hier vroeger met de West bezig hield; veel meer dan thans, nu er niet weinigen zijn, die van Suriname en Curaçao niet veel meer dan de namen alleen kennen. Het wil in die tentoonstelling ook betrekken de gebieden, die in Amerika voor ons zijn verloren gegaan, Nieuw-Nederland, het ‘versuymt Braziel’ e.a. Het Koloniaal Instituut, het prachtige middelpunt van koloniaal leven, dat wij hier bezitten, was onmiddellijk bereid mede te werken, o.a. door een zaal in het vorstelijke gebouw aan de Mauritskade kosteloos beschikbaar te stellen.

Ons Bestuur hoopt er nu in te slagen daarin zooveel belangwekkends bijeen te brengen, dat vooreerst afgevaardigden en verdere aanwezigen op de a.s. Groepsvergadering en daarna nog vele anderen, in de eerste plaats hier uit Amsterdam, maar ook van heinde en verre, wederom onder den indruk mogen

[p. 30]

komen, dat ons land groot is in velerlei opzicht, groot vooral door zijn prachtig overzeesch gebied, maar, dat in dat gebied de West bij lange niet de plaats inneemt, die het kon bekleeden, de plaats, die het eenmaal innam.

Amsterdam. Januari 1929. C.K. KESLER,
Secretaris der Afdeeling.

Naschrift: Aan allen, zoowel leden van ons Verbond, als verdere belangstellenden in onze Westindische Gebiedsdeelen, die willen en kunnen bijdragen tot het slagen van deze tentoonstelling door er iets in bruikleen voor af te staan, wordt beleefd verzocht daarvan mededeeling te doen aan den secretaris der Afdeeling Amsterdam, C.K. Kesler, Jacob- Marisstr. 96.