Het Nederlandsch op de wereldtentoonstellingen.
Naar aanleiding van het bezoek, in de tweede helft der vorige maand, door een groep Nederlandsche overheidspersonen, dagbladbestuurders en journalisten, aan de werken der in 1930 te Antwerpen te houden wereldtentoonstelling voor Koloniën, Scheepvaart en Vlaamsche Kunst, gebracht, verscheen in de groote Noordnederlandsche bladen een afbeelding van het in aanbouw zijnde Nederlandsche paviljoen, dat, naar de afmetingen te oordeelen, voor de paviljoenen der andere mogendheden niet zal hoeven onder te doen. Volgens een eerste dagbladbericht zou dit Nederlandsche gebouw aan den buitenkant alleen het Fransche opschrift: ‘Pays-Bas’ dragen, wat echter later werd tegengesproken. Op de afbeelding, waarvan hierboven sprake is, prijkt een tweetalig opschrift: aan de voorzijde, in betrekkelijk kleine letters, het woord ‘Nederland’ en boven op den zijwand, in grootere afmetingen. ‘Pays-Bas’.
Ook dit moet verkeerd worden geacht, althans te Antwerpen. Te Luik, waar de taal der bevolking het Fransch is, kan een tweetalig Nederlandsch-Fransch opschrift op het Nederlandsche paviljoen misschien nog worden geduld, maar op de Antwerpsche wereldtentoonstelling dient het opschrift ééntalig Nederlandsch te zijn. Op het Italiaansche paviljoen, dat zoo goed als voltooid is, leest men geen andere opschriften dan Italiaansche; op het Fransche paviljoen komen enkel Fransche opschriften te staan; waarom zou Nederland dan in een stad, die tot het Nederlandsche taalgebied en het Vlaamsche land behoort, waar, volgens de Belgische wet van 1921, het Nederlandsch de ambtelijke taal is, van minder stamfierheid dan de Franschen en de Italianen het in een ver buiten hun taalgebied gelegen stad doen, getuigen?
Laat de opschriften en mededeelingen, voor het publiek bestemd, binnen in het Nederlandsche en Nederlandsch-Indische paviljoen, Nederlandsch, Fransch, Duitsch en Engelsch zijn, maar dat het groote opschrift, de nationaliteit van het gebouw aanwijzend, dan toch ten minste Nederlandsch en enkel Nederlandsch weze. Het woord Nederland wordt trouwens evengoed door de Walen en de Franschen, als door de Engelschen, de Amerikanen, de Duitschers en de Skandinaafsche volkeren begrepen, zoodat, ook practisch gesproken, tegen deze eentaligheid niets steekhoudends valt in te brengen.
De Vlamingen dienen er, van hun kant, voor te waken, dat, in de Belgische en Congoleesche afdeelingen, het Nederlandsch - de taal van Antwerpen en van Vlaanderen - van de eereplaats niet verdrongen worde. Daar, waar ééntaligheid mogelijk is, moet het Nederlandsch de eenige gebruikte taal zijn. Worden meer talen gebruikt, dan dient het Nederlandsch voor- of bovenaan te staan. Er kan geen enkele reden worden aangehaald, die een afwijking van dezen regel wettigt. Ook in de met de Antwerpsche tentoonstelling verband houdende, hoewel buiten het eigenlijke terrein gelegen ondernemingen, die door het rijk, de provincie of de stad geldelijk worden gesteund, moet zulks streng in acht worden genomen.