Suriname
Een Duitsch grappie.
Een Duitscher, wetenschappelijk assistent aan het Duitsche ‘Auslandinstitut’ heeft, naar wij in De Surinamer van 15 Augustus lezen, voorgesteld, het Afrikaansch in Suriname ‘in te voeren’. Hoe hij zich die ‘invoering’ voorstelt, blijkt niet; oppervlakkig beschouwd lijkt het hersenschimmig, aan een volk een vreemde taal bij ambtelijk besluit als voertaal op te leggen. Doch zelfs wanneer dat ging, zou men moeten vragen, waaraan de bevolking van Suriname, die voor een groot deel goed Nederlandsch spreekt en het Nederlandsch hartelijk liefheeft, zulk een maatregel zou hebben verdiend.
In een ander Surinaamsch blad, de Periscoop, verklaart een verslaggever na een uitvoering, ‘dat in Nederland, noch in eenig andere gebiedsdeel van Nederland, kinderen uit het volk de Nederlandsche taal zoo zuiver uitspreken.’
Nederlandsch is de ambtelijke taal en wordt zooveel gesproken, dat men Suriname vroeger de meest Nederlandsche kolonie noemde en de Surinamer in Nederland komende, zich aanstonds thuis voelt. Alle straten, voor zoover niet naar personen genoemd, dragen Nederlandsche namen; de namen van de meeste plantages zijn niet minder zuiver Nederlandsch. Zoo ver heeft de Nederlandsche invloed zich van oudsher uitgestrekt, dat het, geheel en al Engelsche, Britsch Guyana in tal van opzichten aan Nederland herinnert in de benamingen zijner plantages, dorpen en families; in woorden als polder en stelling. En dat op St. Thomas en St. Jan, aanvankelijk door Nederlanders bewoond en door Denemarken in de zeventiende en achttiende eeuw in bezit genomen, het Nederlandsch langen tijd de taal der Deensche regeering is geweest. Het Negerhollandsch zelfs heeft het onder de bevolking daar tot in de negentiende eeuw uitgehouden. (Men leze hierover het Gedenkboek van het Alg. Ned. Verbond).
De strijd, dien het Nederlandsch in de West heeft te voeren tegen het Negerengelsch, het Negerspaansch of Papiamentsch en het Engelsch is moeielijk genoeg en zou, door proefnemingen als onze Duitscher wenscht, slechts verzwaard worden. En daarom zeggen wij het ‘Batavus’ in De Surinamer na: ‘Ons wil geen andere taal nie, Ieder het zijne.’
Leden, werft Leden!